In de vergadering van de gecommitteerden en overlieden van het Papiermakerscontract op 8 februari 1870 maakten de schouwers van de molens bekend, dat de hut van De Grauwe Gans in bouwvallige toestand was, maar omdat er geen brandgevaarlijke situatie bestond werd de mededeling voor kennisgeving aangenomen .

De Grauwe Gans werd op 4 april 1878 door Klaas Blans uit Zaandam verkocht aan Trijntje van Twisk uit Purmerend. Blans, eigenaar van een groot bedrijf, dat ook met De Houtsnip op het Kalf werkte, had de molen zelf op 26 mei 1873 gekocht. Trijntje van Twisk betaalde f. 7500,- voor de pelmolen . Zo kwam De Grauwe Gans in handen van Teunis Oly, die in gemeenschap van goederen met Trijntje getrouwd was. Teunis was ook eigenaar van De Os aan de Kalverringdijk. Hij liet bij De Grauwe Gans nog een nieuwe schuur bouwen. Oly exploiteerde de molen als loonmaler. Er werd rijst verwerkt. De Zaandijker koopman zou tot 1911 met de molens blijven werken. Hij was toen inmiddels verhuisd naar Beverwijk. Op 22 november van dat jaar deed Oly De Grauwe Gans en De Os voor 12.000 gulden over aan de firma Kamphuys & Oly in Zaandam .
De glorietijd was toen al voorbij. Twee jaar later verkocht Meindert Kamphuys De Grauwe Gans aan Jan Stuurman Dsz, die er op 14 augustus 1913 toch nog f. 5000,- voor betaalde .
Lang zou Stuurman geen plezier hebben van deze Grauwe Gans, die in 1741 op dit erf was neergestreken, nadat hij eerst als papiermolen in het Guisveld bij Zaandijk had gestaan. Zaterdagmiddag 5 juni 1915 werd er omstreeks kwart over twaalf groot alarm gegeven, omdat de molen in brand stond. Er werd toen cacao-afval mee verwerkt en de spuitgasten wisten wat dat betekende. “Zo’n molen staat gewoonlijk een kwartier na het ontdekken geheel in vlam. Er is geen eer aan te behalen,” schreef sectiemeester Van Heynsbergen.
Hoewel de Kalverringdijk zo’n beetje het spookbeeld van de brandweer was, omdat over de smalle dijk geen spuiten konden rijden en er nog geen vaste oeververbinding vanaf Zaandijk was, brak de Vrijwillige Brandweer deze zaterdag alle records. Slechts 33 minuten na het uitbreken van de brand gaven drie spuiten al water.
De reden van dit opmerkelijk snelle optreden was een oefening, die vier dagen eerder op dinsdag 1 juni was gehouden. De leiding van de Vrijwillige Brandweer was tot de conclusie gekomen, dat dit geen overbodige luxe was, omdat er aan de dijk steeds meer brandgevaarlijke maalinrichtingen werden gevestigd.
“De spuiten werden vliegensvlug op dekschuiten geladen,” meldde Van Heynsbergen. “Nog sneller dan tijdens de oefening. De “drijvende” werd er voorgezet. Jan Dekker aan het roer. Pijpje in de mond. Toen we aankwamen waren twee Zaandijker spuiten, één van de Koog en één van het Kalf al in aanwezig. Ze waren allemaal op dekschuiten aangevoerd.”
Zelfs ernstige tegenwerking van de havenmeester van Zaandam deed niets af aan de snelheid, waarmee deze dag werd geopereerd. “Havenmeester Hartog was niet bereid een dekschuit met de handspuit van de Vrijwillige Brandweer met zijn boot naar de brand te slepen, want dat stond niet in zijn boekje,” meldde Van Heynsbergen. “Maar onze commandant Van Doesburgh greep afdoende in.”
Het werd nog een zware klus, want het terrein van de molen was onbegaanbaar en er was nauwelijks ruimte om met de slangen te manoevreren, terwijl, zoals gebruikelijk, de hitte zeer intens was.
“Het was zwaar werk,” rapporteerde van Heynsbergen. “Voortdurend moest overal assistentie gegeven worden en als je klaar was, riep je eigen assistent, die soms tot zijn nek in de cacaozakken stond, weer dringend om hulp. Ik denk niet dar er één van ons was, die geen buiteling maakte. Ik zag de commandant tot zijn middel in de troep zakken. Pijpleiders gingen meermalen onderuit. Benen in de lucht, zijn pijp een eindweegs. Frederiks stond zo vervaarlijk in de doppen te spuiten, dat hij brandende stukken in zijn gezicht kreeg en in een huisje vlakbij geholpen moest worden aan zijn verwondingen.”
De drijvende spuit ontwikkelde zoveel druk, dat een aantal slangen sprongen. Maar alle inspanningen van de gezamenlijke brandweerkorpsen was vergeefs. De Grauwe Gans werd snel geroosterd en verbrandde vervolgens volledig. Maar Van Heynsbergen, een zoon van de voormalige apotheker op de Peperstraat, was trots op zijn mannen. Hij noteerde in het officiële verslag: “ Als we aan de Zaan een fatsoenlijke dagbladschrijver hadden, dan had men kunnen lezen: Tal van nieuwsgierigen sloegen vanuit roei-en motorboten het gevaarlijke werk van de brandweer gade, doch daar deze schrijver ontbreekt stond het er ook niet in.”
Omstreeks zes uur konden de spuitgasten na een slopende middag inpakken. Alleen de WC van De Grauwe Gans stond nog fier overeind.