Op 4 november 1893 verscheen er een advertentie in nieuwsblad De Zaanlander, waarin de veiling van de korenmolen De Haan in de Oostzijde aan het Molenpad bij de Zuidervaldeursloot in Oostzaandam werd aangekondigd. De molen had vier paar stenen, een graanbreker en een grutterij met builerij. Ook het bijbehorende pakhuis, het wagenhuis, het schuitenhuis en het woonhuis werden in veiling gebracht . Volgens de advertentie was de molen “voor weinige jaren grootendeels vernieuwd en in volle werking.”
De veiling werd op 16 november gehouden. De koper moest niet alleen de veilingkosten voor zijn rekening nemen, maar ook f. 275,- betalen voor een partij gereedschap en f. 77,- voor de premie van de brandverzekering, die net op een bedrag van f. 11.400,- was afgesloten. De Amsterdammer Gerrit Way bood f. 4000,- voor de molen, die volgens de Zaandijker historicus Gerrit Jan Honig bij afslag werd opgehouden . Gezien de hoogte van de brandverzekering was dit niet meer dan logisch. De belangstelling voor De Haan was dus niet groot.
Het huis, waarin twee woningen waren, veranderde voor f. 1280,- wel van eigenaar. J. van der Stadt Kz was de koper. Deze moest niet alleen de veilingkosten voor zijn rekening nemen, maar ook f. 275,- betalen voor een partij gereedschap en f. 77,- voor de premie van de brandverzekering, die net op een bedrag van f. 11.400,- was afgesloten. Voor welk bedrag de molen werd geveild bleek niet uit de acte.
Veertien jaar later veranderde De Haan wel van eigenaar. Toen werd in café-restaurant Het Wapen van Amsterdam op de Dam in Zaandam een onroerend goed veiling gehouden, waarbij de meelmolen De Haan “ingericht voor wind of stoomkracht met een 30 pk Crossley gasmotor, schuitenhuis en stallen’ voor f. 6050,- werd verkocht. De nieuwe eigenaar was F.H. Honig . Deze motor was er in 1897 ingeplaatst door de toenmalige eigenaar B. Oskam, die oorspronkelijk uit Zuid-Holland kwam. Na Oskam had fouragehandelaar Jan Blees nog kortstondig met De Haan gewerkt, maar in 1907 kocht Frits – Frederik Hendrik voor de burgerlijk stand – Honig de molen op de veiling in “Het Wapen van Amsterdam”. Hij kwam oorspronkelijk uit Zaandijk, maar woonde in Amsterdam.
De Haan was toen aan zijn laatste jaren bezig. Al drie jaar na de koop liet Honig de molen onttakelen. De slopersfirma De Boer uit Oostzaan haalde de as, de roeden en de staart er af en ook de stelling verdween. Vrijdagavond 2 augustus 1912 kwam het definitieve einde. Het molen restant kreeg bezoek van de Rode Haan en was daar niet tegen bestand. Om half twaalf werd alarm gegeven. De Vrijwillige Brandweer rukte uit met zijn drijvende spuit, de motorspuit en de kleine handspuit, maar het zat de spuitgasten niet erg mee. De motorspuit kwam pruttelend op gang, maar bleef vervolgens staan.
“Bij het schoonmaken was per abuis de koelwaterbuis afgesloten, alzoo werd de motor te warm. Een bad met een paar emmers water loste de zaak binnen vijf minuten op,” meldde het brandverslag van Kring IV. De spuit was geposteerd naast de boerderij vlakbij de brandende molen, waardoor men er inslaagde dit pand te behouden. Maar vijf woningen, waaronder die van molenaar H. Mul, gingen wel in vlammen op .
De ellende was voor de brandweerlieden nog niet voorbij. Want nadat de spullen ingepakt waren kantelde de handspuit nog op weg naar de remise, “als gevolg van het commanderen van meerdere personen tegelijk.”
De spuit stond vlug weer op zijn pootjes, maar meelmolen De Haan, die vanaf 1632 het beeld aan het Molenpad had bepaald, lag voorgoed op zijn rug. Hij ging net zo geruchtmaken heen als hij 280 eerder gekomen was. De Haan was toen het middelpunt van felle conflicten tussen West- en Oostzaandam, toen nog aparte gemeenten. Er was al heel wat geharrewar aan vooraf gegaan, toen uiteindelijk in 1632 een gezamenlijke vergadering van de magistraten van beide dorpen besloot “op versouck van de backers ende stijffelsmaeckers een korenmolen te doen timmeren aan de Oostzijde op de Valdeursloot.”
Molenaar wordt Heertgen Josepsz, die op 12 februari 1633 de Zaandammer molenmaker Pieter Pietersz opdracht gaf tot de bouw. Snel daarna bleek er grote onenigheid. De Westzaandammers wilden de molen toch aan hun zijde van de Zaan. Ze spanden Heertgen Josepsz voor hun karretje. Het gebeurde allemaal nadat een poging van de Westzaandammers om een toren te bouwen, een kerkhof aan te leggen en een school te stichten waren afgewezen door de Hooge Overheid na tegenwerking van de Oostzaandammers. Uiteindelijk moest er een uitspraak van het Hof van Holland aan te pas komen om de knoop door te hakken met betrekking tot de bouw van de meelmolen. De Oostzijders kregen het gelijk aan hun zijde. Josepsz werd zelfs gearresteerd, maar toen hij verklaarde dat het hem niet uitmaakte aan welke zijde van de Zaan de molen gebouwd zou worden en dat zowel Oost-als Westzaandammers er hun graan konden laten malen, werd hij vrijgesproken . Zijn molen aan het Molenpad aan de noordzijde van de Valdeursloot kreeg de naam De Haan en had met 100 voet uitzonderlijk lange wieken, die dus in 1910 al het veld moesten ruimen, toen eigenaar Frits Honig ze niet langer nodig had, omdat zijn gasmotor het werk wel alleen af kon. Hij produceerde met zijn molen houtcement en men ging er vanuit dat een stofexplosie de oorzaak van de vernietigende brand was. In elk geval was de hele zaak om drie uur ’s middags bekeken en kon de brandweer zijn boeltje inpakken.