Jacobus Fortuin, directeur van de firma P. Fortuin & Zn, meldde op 5 februari 1863 een blikseminslag in de oliemolen De Bakker aan de Tochtsloot in West-Knollendam. De volgende dag al arriveerden de molenmakers Lammert Fortuin uit Wormerveer en Simon Otter uit Zaandijk om in opdracht van de gecommitteerden de schade op te nemen.
Zij rapporteerden: “Een roede en de as werden getroffen. De arbeiders verklaarden, dat dem olen met de roed voor de borst stond, zonder zeilen en met acht houten af. Aan de roed is geen brandschade, maar er zijn wel tekenen van vuur aan de as te ontdekken, zijnde onderin de as aan de kop een gat gebrand van tamelijke grootte.”
De roed bleef behoudens enkele kleine reparaties bruikbaar, maar de as moest worden vervangen. De schade werd getaxeerd op f. 580,-. Nog dezelfde avond bespraken de gecommitteerden in een buitengewone vergadering in herberg De Zwaan in Zaandijk het schade-rapport, dat ze besloten over te nemen. Direct werd Jacobus Fortuin binnen geroepen en hem werd de vraag voorgelegd ‘of hij tevreden was over de taxatie.’
“Ik zal dit eerst met mijn broer bespreken en zal u uiterlijk maandag 9 februari antwoord geven,” antwoordde de olieslager. Dit overleg was positief, want beide directeuren gingen accoord met het voorgesteld bedrag .

Maar in de nacht van donderdag op vrijdag 22 januari 1909 liep het minder goed af. Omstreeks één uur werden de bewoners van Knollendam gewekt door brandalarm. De Bakker, die toen eigendom was van de firma P. Kaars Sijpesteijn uit Krommenie stond in lichterlaaie. Aan blussen viel niet meer te denken en de oude molen stortte al spoedig in, maar de vlammen woedden nog geruime tijd voort, omdat er een grote voorraad olie en turf in de schuren lag.
De spuitgasten van West-en Oost-Knolendam leverden nog wel een huzarenstukje door een belendend perceel, dat slechts op een meter van de schuur stond te behouden. De brandweer van Wormerveer verleende assistentie met de stoomspuit en ander materiaal .
De molen was voor f. 3500,- verzekerd en de lading liep voor f. 6345,99 schade op . Zoals gebruikelijk kwam de schade-regeling al een dag na de brand op gang. Op de ochtend van de brand kwamen de gecommitteerden van het OLieslagerscontract bijeen. Ze kregen te horen dat het reserve-fonds niet voldoende was om de vermoedelijke schade te betalen, zodat er obligaties ter waarde van f. 14.000,- verkocht moesten worden. Op woensdag werden de restanten van de geredde lading geveild en binnen twee weken had eigenaar P. Kaars Sijpesteijn zijn geld. Het was de laatste uitkering, die het Olieslagerscontract in zijn 185-jarige bestaan moest doen . Na de brand in De Bakker bestond het contract nog drie jaar, maar daarin bleef het van brand gespaard.
De Bakker werd in 1689 gebouwd. Hendrik Barentsz kreeg op 5 augustus van dat jaar de windbrief.