De paltrok De Adelaar stond op de noordkant van het Langeland, ten oosten van en vlakbij de
latere Provinciale weg. Het Langeland was de strook land in de Molenbuurt – nu Westzijde – waar nu een deel van de Langestraat overloopt. De naam dankte de molen aan zijn bouwheer Willem Simonsz Adel, die op 1 juni 1714 de windbrief ontving. Hij vormde een compagnie met Dirk Pietersz Gors, die ook in de windbrief als eigenaar werd vermeld.
Deze Gors stond ook bekend als Baes, want toen De Adelaar al op 12 november 1713 werd verzekerd – hij was dus ruim voor het verstrekken van de windbrief gebouwd – werd melding gemaakt van het feit, dat de ‘molen op deselve plaats is gebout, daar de oude Molen heeft gestaan.’
De dubbele achternaam was geen zeldzaamheid in de Zaanstreek. Vaak werd een naam aangenomen om een uitstervende familietak te eren.
De Adelaar had dus een voorganger gehad, die om onbekende redenen was verdwenen. Willem Adel vinden we verder niet meer terug in de stukken, maar Dirk Pietersz Baas zou nog lang met de molen werken. Op 24 april 1726 was hij nog steeds eigenaar. Baas verzekerde De Adelaar toen voor f. 1600,- . In 1741 was hij overleden, maar de molen bleef eigendom van zijn weduwe, want op 2 februari werd besloten tot een collectieve verlaging van de verzekerde sommen van het brandcontract, waarbij De Adelaar was aangesloten. De waarde daalde met liefst 600 gulden tot f. 1000,-, maar de molen bleef verzekerd op naam van de weduwe Dirk Pietersz Baas. Dit was Neeltje Cornelis, zoals later zou blijken. De recessie in de houtindustrie had zich overduidelijk ingezet en zou nog naar een groter dieptepunt dalen. In februari 1746 gingen de prijzen van de molens opnieuw naar beneden. Dit keer ging er 20 procent af. De Adelaar bleef voor 800 gulden verzekerd . Drie jaar later werd het contract opgeheven en op 13 juli 1751 werd een staat van inventaris gemaakt van de boedel van de inmiddels overleden weduwe Neeltje Cornelis. Zij bleek eigenaresse van twee huizen in de Molenbuurt. In één van deze huizen woonde haar ongehuwde dochter Aafje Dirks en dit huis moest onverdeeld blijven zo lang zij ongetrouwd bleef. De molen De Adelaar was nog steeds eigendom van de weduwe Baas. Zij bleek in goeden doen, want er werd voor f. 3042,95 aan contanten in haar huis gevonden, terwijl uit de boeken van de houthandel bleek dat er nog voor f. 16.093: 2: 1 moest worden geïncasseerd. Bij de molen lag nog voor f. 2265: 6: 8 aan ongezaagde houtwaren, een Hamburger balk in twee delen en gezaagd hout in grenen, dennen- en vuren delen, ribben latten en schroten.
Uit de lijst van nog te betalen schulden bleek dat Jurriaan Laat uit Westzaandam als knecht op de molen werkte. Hij had nog f. 24,- tegoed .
De erfgenamen verkochten de molen, want op 1 juni 1752 dook Jan Cornelisz Keese op als eigenaar. Er had zich toen inmiddels een herstel doorgezet in de houtzagerij, want De Adelaar stond toen weer voor f. 1200,- op de lijst van verzekerde molens. Jan Keese overleed in 1755, waarna de molen bij de boedelscheiding werd toebedeeld aan zijn zoon Cornelis.
Deze haalde op 28 mei 1763 De Adelaar uit het brandcontract , maar hij bleef wel met de molen werken. Elf jaar later viel het doek van Cornelis Keese. Hij was in financiële moeilijkheden geraakt, waardoor de schepenen van de stad Haarlem zich genoodzaakt zagen een curator aan te stellen. Dit was mr. Eugert Huigens, die gezamenlijk met Jacob van Dam optrad. Op 29 oktober 1774 werd De Adelaar in een veiling bij executie verkocht voor f. 1300,-. Cornelis Roos uit Oostzaandam werd de nieuwe eigenaar . Ruim een half jaar later deed hij de molen over aan Cornelis Duijn en Frans van Breda, waarbij Roos nog een verlies van 50 gulden leed, want hij ontving maar f. 1250,-. In dat bedrag zat ook een stuk land van 697 roeden .
Gezien de prijs mankeerde er nogal het één en ander aan de molen. De nieuwe eigenaren deden daar iets aan, want toen Duijn op 24 januari 1780 zijn halve part aan Frans van Breda verkocht ontving hij er f. 800,- voor . Daarmee maakte hij f. 200,- winst, want toen zijn echtgenote Neeltje louwe in mei 1776 overleed gaf hij in de lijst van haar bezittingen op, dat het part voor f. 600,- was gekocht .
Van Breda was ook eigenaar van De Held Jozua en dat bleef hij tot november 1791, toen hij beide molens verkocht aan Hendrik en Trijntje Knots. Deze broer en zus waren nog minderjarig – dus jonger dan 25 jaar – zodat zij door hun voogden Adriaan Knots en Cornelis Cornelisz Noomen, twee Westzaandamse houtzagers, geassisteerd moesten worden. Voor f. 6500,- werden ze eigenaar van beide molens, waarvoor Van Breda een volledige hypotheek verstrekte tegen 3,5 procent rente per jaar. Er werden geen aflossingsbedragen vastgelegd .

Claas Knots was vervolgens eigenaar net als zijn erfgenamen en op 3 juli 1806 was de molen in bezit van Frans Walrave . Dit was de laatste eigenaar. Op 2 februari 1811 liet hij de verzekering van De Adelaar royeren . De franse overheersing had de houthandel een nieuwe klap gegeven. Walrave bleef nog tot 21 juli 1812 eigenaar van De Adelaar. Op die dag verkocht hij de molen, die niet lang daarna werd gesloopt.