Bovenkruier balkenzager De Groene Jager stond in Westzaan vlakbij de weg aan de Dijksloot ten zuiden van paltrok Het Vliegend Hert. Daar zwaaide hij zijn wieken al sinds 1675, toen Claes Adrijaansz Mats op 9 april de windbrief kreeg. Hij bleek in 1694 overleden, want toen werd op last van zijn weduwe op 13 maart een partij hout bij de molen geveild.
De molen was in 1731 in bezit van Claas Claasz Hoofd en aan het einde van de achttiende eeuw werkten Dirk Visser en Gerrit Mats in compagnie met De Groene Jager. Op 11 september van dat jaar sloten zij een overeenkomst, waarbij werd vastgelegd, dat zij hun bedrijf ‘met des eersten comparants molen De Jager’ zou worden gewerkt.
Zaterdag 17 maart 1877 ontsnapte De Groene Jager aan voortijdige vernietiging, toen tijdens een donderbui liefst twee keer de bliksem insloeg. Er brak wonder boven wonder geen brand uit, maar de tweede slag trof wel de middelknecht. “Hij werd tegen de vijlbank geworpen en verloor het bewustzijn,” meldde het Zaanlandsch Nieuws-en Advertentieblad van 23 maart, “Behalve enige kleine kwetsuren aan het hoofd, heeft hij geen meerder letsel bekomen.”
Deze blikseminslag wordt niet vermeld in de brandkroniek van Duizend Zaanse Molens.
Dertig jaar later was het lot de molen minder gunstig gezind. Een felle brand legde hem op 8 mei van dat jaar in de as. De laatste eigenaar was Cornelis Kettenis uit Amsterdam, die later De Gekroonde Poelenburg aan het Weerpad in Oostzaandam zou kopen.
Op de foto: De Groene Jager met op de achtergrond paltrok Het Vliegend Hert. Op de voorgrond het buurtje Klein Engeland, dat vanaf het Zuideinde in Westzaan via een smal pad was te bereiken.