De Bonte Ekster, die op een Zaanerf tegenover het Blauwe Pad in Westzaandam stond, werd twee keer door brand vernietigd, maar telkens weer opgebouwd. De bovenkruier, waarvan niet bekend is of hij nu wagenschot of balken zaagde, ging voor het eerst op 7 oktober 1726 in vlammen op. De eigenaar was toen Jan Noomen, die de molen op 5 juni 1723 voor f. 2000,- had verzekerd tegen brand. Er was toen al sprake van recessie in de houtzagerij, want toen De Bonte Ekster op 16 oktober 1683 voor het eerst in de stukken opdook werd hij nog voor 2500 Carolus guldens verzekerd. De gebeurde op naam van Pieter Dircksz Noomen. De molen bleef lang in bezit van deze familie.
Na de brand in 1726 volgde herbouw, maar De Bonte Ekster, in de volksmond beter bekend als Barend Roest, zou geen lang leven beschoren zijn. Vijf jaar later ging de molen op 24 juli opnieuw in vlammen op. In een journaaltje, getiteld ‘Eenige merkwaardige gebeurtenissen, opgeteekend door eene heer Kraamer over de jaren 1707 – 1752’ werden de omstandigheden van deze rampdag uitvoerig uit de doeken gedaan. De hele Zaanstreek werd getroffen door uitzonderlijk noodweer, dat gepaard ging met zware donderbuien.
Kraamer rapporteerde: “Op den 24 julij ontstond in den agtermiddag een onweer van donder en bliksem als bij mensenheugenis niet was geweest. Dit duurde van zes tot negen uur. Het was alsof elke slag op de huizen nederviel. De donder sloeg op Wormerveer op 11 plaatsen in. Zowel in huizen als molens. De papiermolen De Rijzende Zon verbrandde. Op Zaandijk waren 7 blikseminslagen. Op Krommenie twee. Op het Kalf verbrandde zes huizen met de gorterij en aan de westzijde van Zaandam verbrandde de molen De Barend Roest. Bij de molens De Rood, De Kieft, De Oranjeboom en de Koorndrager werd ieder een wiek afgeslagen. Op Oostzaan was het op twee plaatsen raak en in Westzaan ook, maar door Gods goedheid en de ijver van de burgers kon het hier nog gered worden.”
Met De Rood, bedoelde Kraamer, De Rode Molen aan de Westzanerdijk vlakbij de Overtoom en dus de grens met Westzaan, De Grauwe Kieft stond op een erf aan de huidige Frans Halsstraat tussen de Vaart en de spoorweg en De Oranjeboom stond ten noorden van de Petsloot achter het Otterspad. Dit waren allemaal paltrokken. De Koorndrager was een pelmolen achter het Papenpad.
De schade, die deze donderbui aanrichtte, was dus enorm. Voor de familie Noomen betekende het dat men voor de tweede keer in vijf jaar aan herbouw van de molen moest beginnen.
De Bonte Ekster werd op 5 juni 1723 door Jan Pietersz Noomen voor f. 2000,- tegen brand verzekerd . Na de brand van 1731 volgde in juni 1732 een nieuwe inschrijving. De tweede Bonte Ekster kwam voor f. 2500,- in de brandverzekering en zou zeer lang op dat bedrag blijven staan. Claas Jansz Noomen kreeg het assurantiecontract op 28 februari 1752 op zijn naam, nadat zijn vader was overleden .
Het zal Claas in dat jaar overigens niet mee. Hij bleek zich bezig te houden eigen import van hout, want op 29 juni machtigde hij de Amsterdamse gebroeders Dirk en Meijndert Kleij om met de strandvoogd van de Vrije Heerlijkheid Ameland in onderhandeling te treden over hele en doorgezaagde ‘eeken plancken’. Deze lading was door schipper Harmen Janse Koster in Hamburg ingenomen, maar op de zogenaamde Hoek van de Haantjesplaat voor Ameland was het schip in ‘grond- en volwater geraakt.’ Of de tjalk vergaan was of dat uitsluitend een deel van de lading over boord was geslagen is niet bekend, maar wel dat Uilke Tjeerds, Jan Piersen en Pijter Vreerks van Ameland een deel van de lading hadden gered en tot Nes gebracht .
Claas Noomen zou zijn bedrijf vijf jaar later nog uitbreiden met de paltrok De Eikenboom, die ten zuiden van de Czaarsloot en ten oosten van de Zuiderwatering in het Westzijderveld bij Zaandam stond .
Tot 29 oktober 1772 bleef De Bonte Ekster op zijn naam verzekerd. Daarna is er een hiaat in de beschikbare gegevens, maar op 13 maart 1787 dook de molen nogmaals op. Dit keer op naam van Pieter Noomen Meyn, die toen een verzekering voor 4000 gulden afsloot .
De derde Bonte Ekster hield het vol tot 1819, toen ook deze paltrok een prooi van de slopers werd.