Oliemolen De Wind stond diep in het Westzijderveld ten zuiden van de Papenpadsloot en ten oosten en niet ver van de Watering. Zijn naam dankte hij aan zijn stichter Aldert Claesz Wint, dieop 28 juni 1685 de windbrief kreeg. Pas 46 jaar later – op 12 mei 1731 – werd Wint uitgeschreven als eigenaar in het Olieslagerscontract voor ladingen, waarin hij samen met Gerrit Keeses de verzekering voor zijn rekening nam. De molen werd dus een tijd lang door een rederij gedreven.
De Wind werd in 1880 gesloopt. Zijn sterfscene was al maanden eerder begonnen, want op 14 oktober 1879 vond in café-restaurant Het Wapen van Amsterdam op de Dam in Zaandam een veiling plaats van het onroerend goed van mr. Hendrik Jan Smit. Hij was burgemeester geweest van Zaandam en naar Haarlem verhuisd.
De molen werd voor f. 3075,- gekocht door de houtkoper Gerrit Kamphuys. In dezelfde veiling werd ook een huis van Smit aan het Ameland voor f. 600,- verkocht aan Osseman. Bovendien gingen drie molenstenen van de hand. Cornelis Bon uit Zaandam kocht voor f. 21,- een legger en voor f. 18,- een loper. Cornelis Adriaansz de Wilde ontfermde zich over een oude legger voor f. 5,-.
Kamphuys behield de molen niet lang. Al op 20 december 1879 bracht hij De Wind opnieuw in veiling ‘ter amotie’. De molen moest dus worden afgebroken. Dit moest voor 1 mei gebeuren. Het hooihok, dat op het erf stond, viel niet onder de koop. Trouwen alleen de molen werd verkocht. De schuur bleef ook eigendom van Kamphuys. Dit bleek uit de bijzondere bepalingen, die door notaris C. Hondius werden vastgelegd: “De fundering en heipalen mogen worden uitgetrokken met uitzondering van de twee hoofdpilaren onder de oosterstijlen van de molen. Deze moeten blijven staan, evenals de afschutting, die in de molen is gemaakt, en alles wat staande is oostelijk van de afschutting. De gaten en kuilen, die door het verwijderen van de heipalen ontstaan, moeten gedicht worden met aardspecie, die op het erf westelijk van de molen aanwezig is. Hier behoeft niets voor betaald te worden. De afgebroken molen mag niet op het erf worden opgestapeld, maar moet onmiddellijk worden afgevoerd.”
Veel animo was er niet voor deze sloopklus, want makelaar Johan van der Goot uit Zaandam, die in opdracht van Kamphuijs op trad, deed zelf het hoogste bod. Maar toen hij aan f. 1200,- was gekomen, waren er geen bieders meer. De molen werd dus niet verkocht, maar wel werd hij enkele maanden later gesloopt.
Op het erf liet Kamphuys de stoomzagerij De Bruinvisch bouwen.