De Boerenjonker, naamgenoot van de oliemolen, die aan het Kalf in Oostzaandam stond, werd in 1729 gebouwd. De windbrief werd op 19 mei verstrekt aan Cornelis de Boer, wat ook de naam van deze molen verklaart.
Over de standplaats is uitsluitend bekend dat hij aan de Guurt Maertens Veersloot stond. Veersloten waren dwarssloten. Volgens Jan Kruyver, de kunstschilder, stond de molen aan het Papenpad .
Een lang leven was De Boerenjonker niet gegund. In 1732 lieten de gemachtigden van de ‘insolate boedel’ van Jacob Cornelisz de Boer de molen veilen in de herberg De Otter op de Dam. Maritje Cornelis Baen werd koper voor een bedrag van f. 1300,-.
Op 12 mei 1740 kwam de paltrok weer in veiling, maar er waren geen liefhebbers meer. De Boerejonker werd toen te koop aangeboden door de weduwe Lammert Claasz Schaap. De dubbele grenen balkzager bleek voor f. 8,- in de windpacht te staan en was gebouwd op een gehuurd erf. De huur bedroeg f. 20,- per jaar. Als speciale clausule was aan deze verkoop verbonden, dat ‘de verkoper de voordelen van het brandcontract behield.’ Dat wilde zeggen dat de restitutie van de teveel betaalde premies voor de verkoper zouden blijven. Dat duidde er op dat de molen niet langer in bedrijf gehouden zou worden, maar rijp was voor de sloop.
Dat jaar was ongetwijfeld de neergang in de houtzagerij al duidelijk voelbaar. Een jaar later barstte de crisis in alle hevigheid los. Deze werd onder andere veroorzaakt door strenge importbepalingen van wagenschot – gezaagd eikenhout voor kamerbeschot, koetsen enz. – in Engeland en de neergang van de scheepsbouw in de Zaanstreek. In 1741 was de recessie in volle gang en werd de spectaculaire afbraak van zaagmolens in het midden van de achttiende eeuw in gang gezet. Dat jaar verdwenen er 5. Daarna waren de cijfers als volgt: 1742 4; 1743 9, waaronder De Boerenjonker; 1744 6 en 1745 5. In de eerste vijf jaar van deze nog jaren voortwoekerende crisis verdwenen er dus al 29 molens.
In 1742 werd een nieuwe poging gedaan De Boerenjonker te veilen, maar opnieuw werd er niet genoeg geboden en werd de molen opgehouden. Ook op 24 oktober 1743 werd er geen koper gevonden voor deze molen, die toen in opdracht van schout en schepenen van de Banne Westzaan in openbare veiling werd gebracht. De eigenaar had De Boerenjonker over gedragen, nadat hij er geen lasten meer voor betaalde. In de verbandactes, waarin de hoogte van de windpacht werd geregeld, gaven de eigenaren het recht van naasting aan de overheid in het geval zij deze belasting niet konden voldoen.
De Boerenjonker is de enige molen, waarvan bekend is dat het bestuur van de Banne daar ook daadwerkelijk gebruik van maakte. De molen bleef eind 1743 dus weer onverkocht. Toch werd hij kort daarna waarschijnlijk uit de hand verkocht. Dit keer aan een sloper, want nog in hetzelfde jaar verdween De Boerenjonker voor eeuwig van het aardse toneel.