De paltrok balkenzager De Juffer stond ten zuiden en pal naast oliemolen De Jonker aan de Oostzijde 319 in Zaandam. Op deze erven staat nu de cacaofabriek van Gerkens net ten zuiden van de Prins Willem Alexanderbrug over de Zaan.
Daar werd deze paltrok al voor 1668 gebouwd. In dat jaar werd 1/16de part in een erflating genoemd. Vier jaar later leggen een aantal scheepstimmerlieden, houtkopers, mast-en zwaardenmakers en op 2 januari een verklaring af bij notaris Joh. van der Stengh in Westzaandam over het ‘gebruik van het Zaanwater waaraan hun erven liggen.’ Kennelijk is er een kwestie gerezen over het vrije gebruik van dit water. Onder hen zijn de 86-jarige Jan Maertsz, Jan Jansse Barck, Jan Willemsz Out en Willem Pietersz Joffer, allen te Oostzaandam “aen de Saen met haere Balckhoutsaegersmoolens, genaemt De Joncker, De Schoorsteen en De Joffer.”
Barck was eigenaar van De Jonker, die als houtzaagmolen werd gebouwd en later tot oliemolen werd omgetoverd, Jan Out was eigenaar van De Schoorsteen en Joffer was kennelijk de bouwheer en grondlegger van De Juffer, die immers zijn naam droeg.
Met betrekking tot De Juffer is er nog een vreemd vraagteken, want op 23 juli 1725 werd de molen als tabakstamper genoemd in een inventaris. De plaatsaanduiding laat geen mogelijkheden voor twijfel over. Dit is het erf van de balkenzager, maar aangezien De Juffer een paltrok was kon er geen tabak mee gestampt worden. Pieter Boorsma veronderstelde dat er wellicht nog een molentje met dezelfde naam tussen de houtzager en De Jonker heeft gestaan . Maar zijn tweede suggestie – de notarisklerk heeft een fout gemaakt – lijkt mij waarschijnlijker. De tabakstamper De Juffer heeft nooit bestaan.
Op 27 januari 1729 verkochten de voogden van de minderjarige ergenaam van Claas Dirksz in elk geval de houtsaagmolen De Juffer, ‘sijnde een paltrok.’ Wie de koper is werd niet duidelijk, maar op 28 mei 1733 verzekerde Cornelis van Dordt de molen voor f. 1500,-. Tot 1762 bleef dat zo, toen liet zijn zoon Claas de verzekering royeren . Twaalf jaar later bleek Muus Jansz Vet eigenaar. Hij bleef ook lang met De Juffer werken, maar op 3 juli 1800 was de molen verkocht en zegde Muus de verzekering van f. 1000,- op . De Franse tijd had zijn tol gevraagd en de molen was 500 gulden in waarde gedaald. Wellicht was De Juffer ook wat in het ongerede geraakt, want toen Maarten van Heynsbergen Psz op 12 november 1808 als eigenaar opdook was De Juffer weer voor het oude vertrouwde bedrag van f. 1500,- verzekerd. Drie jaar later liet deze eigenaar zich overigens alweer uitschrijven uit de verzekering .
Daarna ontstaat een lang hiaat in de gegevens. Slechts de mededeling van Pieter Boorsma, dat De Juffer in 1878 werd gesloopt sluit de gegevens over deze molen af. Op het erf werd de werf van de houthandelaar Weduwe S. Gras & Zonen gevestigd, die de naam van de molen aan deze werf gaf. Op 16 oktober 1898 was deze werf daar nog steeds gevestigd. Die dag werd voor f. 21.000,- een partij ‘azijn-,pok-en palmhout en andere houtwaren en andere goederen als bindrotting en schuren op de werf van de geamoveerde molen De Juffer’ verzekerd bij assurantiekantoor Willem van Orden in Zaandam. De firma Gras hoefde daar maar 4/20ste procent premie voor te betalen of f. 42,- per jaar.
Deze gegevens doen enige twijfel ontstaan over de bewering van Boorsma dat de molen al in 1878 werd afgebroken. W.P. Buys zegt in De Windmolens aan de Zaanstreek (1439-1918) dat De Juffer, toen eigendom van Stolp, in 1891 werd gesloopt. Het feit dat in de verzekeringspolis van 1898 nog wordt gesproken over de ‘geamoveerde molen De Juffer’ wijst er op dat dit laatste jaar wellicht toch juist is.
In elk geval onthullen de gegeven van Van Orden ook het één en ander over de situatie op het terrein anno 1898. Gemeld wordt: “Eén der schuren wordt op ongeveer tien meter belend door windoliemolen de Jonker en in de nieuwe schuur is een lint-en cirkelzaagbank, welke uit de hand wordt gedreven.” Op 20 juni 1900 werd deze verzekering nog eens verlengd .