De Walvisch begon zijn carrière als pelmolen in 1817. De molen had daarvoor als papiermolen aan de Hoogendijk gestaan, waar bij in 1660 werd gebouwd. Maar 157 jaar later werd De Walvisch van zijn standplaats gehaald en in onderdelen door het Westzijderveld gevaren. Hij verhuisde naar het noorden van Zaandam, waar de molen achter het Blauwe Arendspad aan de Watering weer werd opgebouwd.
Over de eerste pellersbazen van De Walvisch is weinig meer bekend dan alleen de namen. In 1818 werd Thijs Noomen genoemd als eigenaar en hij is dus vermoedelijk degene, die de molen liet verplaatsen en ombouwen tot pelmolen.
Maar in 1836 dook de naam van Willem Smit op, terwijl in 1853 de molen weer in de administratie van verzekeringskantoor Willem van Orden in Zaandam verscheen op naam van Thijs Jansz Noomen. Hij verzekerde toen de lading van de molen voor f. 20.000,-.
Over verzekering van de molen zelf werd niet gesproken, zodat Noomen toen vermoedelijk huurder was. Op 28 juni 1855 stond de lading op naam van de weduwe Wouter Latenstein van Voorst, die ook de gereedschappen in de molen voor f. 2000,- verzekerde tegen brandschade.
Onder de gereedschappen werden alle losse onderdelen, die voor het pellersbedrijf nodig waren, begrepen. Hieronder viel ook al het reserve-materiaal, dat voor het gaandewerk in de molen was opgeslagen, zodat er bij defecten onmiddellijk vervanging mogelijk was.
Deze verzekering werd in 1863 beëindigd. Janus Prins werd daarna als eigenaar genoemd, maar in 1869 stond de molen op naam van Cornelis Kamphuijs, die hem toen onderbracht in het brandcontract voor herbouw van pelmolens. Daarin was De Walvisch voor 6000 gulden verzekerd, terwijl hij in het papiermakerscontract voor f. 10.000,- was ondergebracht. Het zgn ‘herbouwcontract’ was een extra verzekering, die de pellers hadden afgesloten, omdat de dekking in het oude brandcontract al lang niet meer voldoende was.
De herbouwpremie werd overigens uitsluitend uitgekeerd, indien binnen zes weken na brand besloten werd tot nieuwbouw van de molen.
De molen kwam op 27 april 1882 in veiling en werd toen gekocht door Jan Dekker Asz voor de firma Van Waveren & Dekker. Hij betaalde f. 5500,- voor de molen en f. 500,- voor overneming van losse gereedschappen. De aankoop door het Koger pellersbedrijf, dat ook met Het Prinsenhof in Westzaan werkte, was noodzakelijk doordat hun stoomrijstpellerij De Korenbloem in de nacht van zaterdag op zondag 11 en 12 maart in vlammen was opgegaan . Omstreeks half twee was brand uitgebroken. Deze ontwikkelde zich zo snel en was zo hevig dat de spuiten uit alle omliggende plaatsen naar Koog trokken. Uiteindelijk waren er zestien in actie, die het vuur wel wisten in te dammen, maar niet konden voorkomen dat de fabriek en twee pakhuizen geheel uitbrandden. Spuit nr. 3 van Koog moest liefst zeven dagen in actie blijven, omdat het vuur bij het opruimen van de verbrande rijst steeds weer oplaaide.
De veldwachter van Koog moest ook nog ingrijpen. Hij arresteerde enkele dagen na de brand Pieter Sterk uit Koog in verband met diefstal van 48 kilo rijst uit de afgebrande pellerij .
Directeur Jan Dekker Asz liet de polis voor de brandverzekering van De Walvisch per 6 mei ingaan. In oktober 1885 werd een collectieve verlaging van het papiermakerscontract doorgevoerd, waardoor de verzekerde waarde van de molen verminderde tot f. 6000,-.
Uiteraard had dat alles te maken met de ondergang van het windmolenbedrijf, waardoor er steeds minder molens in het contract verzekerd werden, maar toen op 1 augustus 1890 besloten werd tot een verhoging van de verzekeringspremie besloten zestien molenbazen hun molens uit het papiermakerscontract te halen en onder te brengen op een voordeliger beurspolis. Ook Jan Dekker behoorde tot de ‘uittreders’.
In 1889 brak de as van De Walvisch, zodat het vooreind met de roeden neerstortte. Van Waveren & Dekker besloot tot herstel van de enorme schade, maar lang had men daar geen plezier van. De Walvisch ging op 23 augustus 1893 in vlammen op.
Het gebeurde op woensdagmiddag om vijf uur. Acht spuiten spoedden zich naar het Ameland in Westzaandam, waar de molen van de Westzaanse firma Van Waveren & Dekker ver in het veld stond. Het Nieuwsblad De Zaanlander meldde spottend: “Er waren spuiten, die bijna meer water gaven dan een glazen spuit…” Dit om aan te geven, dat de brandweer zijn materiaal niet in orde had. Er bleef dan ook niets anders van De Walvisch over dan een rokende puinhoop .
Aanvankelijk dacht men dat er kwaadwilligheid in het spel was. De oude pelmolen zou dus aangestoken zijn. De 19-jarige Klaas A. werd aangehouden en aan een scherp verhoor onderworpen. ‘Doch hij bleek geheel onschuldig te zijn,” meldde het Zaanlandsch Nieuws-en Advertentieblad van 1 september. De gecommitteerden van het Papiermakerscontract, waarin de molen was verzekerd, lieten er geen gras over groeien en lieten al op 26 augustus de restanten van de lading veilen. Deze bestond uit 235 kavels gerst, gort en meel, die voor f. 1702,62 van eigenaar veranderden .
Directeur Jan Dekker uit Koog besloot de molen niet te laten herbouwen. Op 15 september bood hij heet resterende puin, hout en ijzer te koop aan plus een aantal door de brand aangetaste zakken en op 7 november werden 800 heipalen en 20.000 afgebikte stenen op het erf van De Walvisch eveneens te koop aangeboden. Dat waren de laatste berichten over deze windmolen .
Walvisch
Type molen: pelmolen
Plaats: Westzaandam
Bouwjaar: 1817