Op 9 december 1699 kreeg Jean Colombeau de windbrief voor de paltrok wagenschotzager De Vergulde Duif, die achter het Cuypers-en Vinkepad in Westzaandam stond. De Blauwe Druif was enkele jaren eigendom van Michiel Colombeau, ongetwijfeld een broer van Jean.
In de verzekeringscontracten komt De Vergulde Duif geen enkele keer voor, maar op 8 april 1713 werd er een houtveiling bij de molen gehouden voor rekening van de Weduwe Colombeau & Soonen.
De molen kwam later in handen van Pieter Jelisz Haes. Toen hij en zijn vrouw Aagje Pieters Jager waren overleden bleef de molen nog een tijdje onverdeeld. Maar op 23 februari 1741 besloten de kinderen van het echtpaar dat Pieter Pietersz Haes een half part kreeg en zijn broer Jelis een 1/4de part. Het andere vierde part was al eigendom van Pieter. De zusters Eefje, getrouwd met Thijs Cornelisz Voorn, en Aagje, die met Jacob Dirksz Bakker was getrouwd, deelden niet mee in de molenparten.
Bij deze boedelscheiding bleek ook voor het eerst de juiste standplaats. Boorsma situeerde de molen nog achter het Papenpad, maar bij de boedelscheiding van 1741 werd vastgelegd dat De Vergulde Duif op een gehuurd erf achter het Cuypers-en Vinkepatt stond. Dat was dus een stuk zuidelijker ter hoogte van het huidige station achter de Vinkenstraat .
Het jaar van sloop is onbekend. J.W. Groot, een Zaandamse molenonderzoeker uit het begin van de twintigste eeuw, beweert dat De Vergulde Druif in 1795 nog bestond, maar de bewijzen voor deze stelling zijn nergens gevonden.
Vergulde Duif
Type molen: zaagmolen paltrok
Plaats: Westzaandam
Bouwjaar: 1699