De windbrief voor Het Witte Fortuin werd op 8 april 1640 afgegeven aan Stoffel Reyersz. De paltrok wagenschotzager stond ten oosten van de Vaart en ten noorden van de Otterspadsloot in Westzaandam. Er moest een jaarlijkse windpacht van drie gulden betaald worden aan de rentmeester van Kennemerland en West-Friesland .
In de winter van 1726 werd de weduwe Cornelis Aldertsz Corff als eigenaresse genoemd door drie schaatsenrijders. Dit was Stijntje Gerrits en zij kwam in 1732 te overlijden. Op 10 mei werd haar boedel verdeeld. De molen bleek tussen de erven van Claas Bruijn aan de westzijde en Cornelis Mens aan de oostzijde te liggen. Mens was één van de schaatsenrijders, die de molenlijst opstelden, waarop Stijntje als eigenaresse voorkwam.
Bij de boedelscheiding bleek dat de molen voor f. 190,- per jaar was verhuurd aan Johannes Harp. Hij had nog een huurschuld van achttien maanden, zodat hij nog f. 285,- aan de boedel moest betalen. Daarop werd 24 gulden in mindering gebracht ‘weegens verbeteringen aan het molenerf aangebracht.’
De molen werd op f. 1225,- getaxeerd. Bovendien was er nog een huis op het Zilverpad – de zuidzijde van de huidige Gedempte Gracht – dat 1400 gulden waard was. De inboedel werd op f. 752:11:8 getaxeerd. Aan contanten was f. 148:10:- aanwezig en aan ‘vreemde dito’ – vreemd geld dus – f. 80,-. Er moest nog f. 2452:10:- aan schulden betaald worden, zodat er f. 1453: 9: 8 overbleef. De huurschuld van Harp bleef onverdeeld. Vermoedelijk is de molen verkocht om de schulden te kunnen voldoen. In elk geval werd De Witte Fortuin aan niemand toegewezen.
De erfgenamen van Stijntje Gerrits waren haar schoonzoon Claas Jansz Bleeker en zijn twee kinderen. Claas was getrouwd geweest met Grietje Cornelis Corff, die ook al overleden was, de enige dochter van het echtpaar Corff. De erfdelen waren f. 726:12:12 groot.
Aangezien Claas Bleeker het woonhuis aan het Zilverpad kreeg toegewezen, moest hij het portie van zijn kinderen in contanten betalen, waar hij het beheer overhield tot zij volwassen waren .
Acht jaar later was de molen in bezit van Albert Stroo, die hem op 2 juni 1740 voor f. 1600,- verzekerde. Stroo overleed in 1759. In dat jaar liet zijn weduwe de verzekering op 11 april uitschrijven . De weduwe was Maartje Jans. Zij bleef wel eigenaresse van de Het Witte Fortuin, die op 8 januari 1761 in veiling werd gebracht. Vermoedelijk heeft hij enige tijd stil gestaan De molen viel toen in handen van Jacob Musch en Jan de Vries, een bekende sloper, die er f. 520,- voor betaalde . Daarmee was het lot van Het Witte Fortuin beslecht. De Vries verkocht het erf aan de Vaart ‘daerop de molen Het Fortuyn heeft gestaen’ aan Claas Cornelisz Groot, die voor maar dertien gulden eigenaar werd. De koop werd op 11 december 1762 bezegeld door schout en schepenen van de Banne Westzanen, waarmee het laatste woord over deze wagenschotzager was gezegd .