De Heerlijkheid van Cralingen dankte zijn naam aan zijn bouwheer, zoals zoveel Zaanse molens. Jan van Cralingen kreeg op 6 december 1725 de windbrief voor deze paltrok balkenzager. De molen stond aan en ten oosten van de Watering en ten norden van de Papenpadsloot. Zoals talloze zaagmolens overleefde hij de recessie in het midden van de achttiende eeuw niet, maar in 1757 was De Heerlijkheid van Cralingen nog in bedrijf.
Op 16 juni van dat jaar werd een contract afgesloten tussen negen molenbazen over het gebruik van het pad, dat naar de molens aan het einde van het Mr. Keesenpad en het Blauwepad leidde. Iedereen moest over het erf en de brug van de firma Mul & Noomen, de eigenaren van de verfmolen De Grauwe Hengst.
Jacob Groot bleek eigenaar van De Heerlijkheid van Cralingen en signeerde het padreglement, dat nog nooit eerder op schrift was gesteld. Alle molenbazen verplichtten zich een gelijk part te betalen, maar jacob Groot werd uitgezonderd, omdat hij zijn molen kon bereiken over het voormalige Papierpad, zo genoemd, omdat hier de papiermolen De Kauwer of Grauwe Papierbaal had gestaan. Volgens de acte was dit padrestant zijn eigendom.
Iedereen, die voortaan over het erf van Mul & Noomen moest, moest jaarlijke f. 2,- voor het onderhoud van het pad betalen aan deze firma. Arian Willemsz Volger, eigenaar van zaagmolen De Zwarte Hengst, Dirk Symonsz Dekker van oliemolen De Groene Ridder en Gerrit Koeter van paltrok De Liefde of Hamburg ontvingen elk f. 1,50 voor het molenvolk, dat over hun erf moest.
Bovendien werd bepaald dat de eigenaar van De Liefde jaarlijks het pad naar De Groene Ridder zou zaagselen voor f. 2,00. Alle molenknechts, die van het pad gebruik maakten, werd verboden een tabakspijp te roken als ze naar hun molen liepen op straffe van een boete van twee stuivers. De heren Mul en Noomen en Gerrit Koeter werden aangesteld als padmeesters. Zij moesten toezicht houden op de naleving van de bepalingen en schreven jaarlijks begin mei een jaarvergadering uit, waarop de boeken gecontroleerd konden worden en waarbij alle aangesloten molenbazen verplicht aanwezig moesten zijn. Wie niet verscheen kon rekenen op een boete van 16 stuivers .
De Heerlijkheid van Cralingen zou niet lang meer stand houden. In 1758 werd de molen vermeld als “zijnde verkocht.” Vervolgens werd er nimmer meer iets vernomen van deze Heerlijkheid. Eigenaar Jacob Groot bleef gewoon actief in de houtzagerij. Hij kocht De Bonsem, die vlakbij zijn oude molen stond van Cornelis Aal.
Heerlijkheid van Cralingen
Type molen: zaagmolen paltrok
Plaats: Westzaandam
Bouwjaar: 1725