De Jonge Jan van Cornelis Jansz Kroeger dook voor het eerst op toen hij zijn molen op 12 juli 1721 tegen brand verzekerde voor een bedrag van f. 1700,- . Op deze dag richtten zeventien eigenaren met 19 molens een nieuw assurantie-contract op, dat een unieke bepaling had. Molens, die door brand getroffen werden, konden namelijk niet opnieuw in deze verzekering worden ondergebracht. Deze regel wordt in geen enkel ander contract aangetroffen. Uiteraard was deze maatregel bedoeld om de eigenaren tot de grootst mogelijke voorzichtigheid aan te zetten.
De Jonge Jan was één van de vele molens, die al in actie was voor dat de windbrief werd afgegeven. Dit gebeurde namelijk pas op 25 september 1721. Op 19 november 1738 werd de verzekering overgeschreven op naam van Pieter Hoogwoud, met als aantekening, dat dit werd gedaan op gezag van Jan Laan, die als gemachtigde optrad. De verzekerde som was nog steeds f. 1700,- . De Jonge Jan, die wagenschot zaagde, werd kort voor de recessie in de houtindustrie gebouwd en was dus een laatkomer. Lang hield hij het niet vol. In de veilboeken van de Banne Westzaanen wordt hij nog genoemd op 24 juni 1769. Daarna is er niets meer te vinden over deze molen, die vermoedelijk ten noorden van de Papenpadsloot en dichtbij, maar ten oosten van de Watering