Hendrik Adriaansz Knots ontving op 18 september 1720 de windbrief voor de paltrok De Rust van ’t Vaderland. De molen stond op enige afstand ten zuiden van de Papenpadsloot en net ten oosten van de latere Provincialeweg.
De Rust, zoals hij in de wandeling werd genoemd, werd door Pieter Boorsma als balkenzager vermeld, maar in de winter van 1726 plaatsten drie schaatsenrijders de molen op hun lijst van 110 paltrok wagenschotzagers, die zij tijdens een tocht door het Westzijderveld bij Zaandam aantroffen. Er zal dus een verbouwing hebben plaatsgevonden, maar wanneer dat is gebeurd is niet achterhaald. Knots werkte al op 1 januari 1720 met De Rust, zoals in het register van de windrechten is vastgelegd. De molen werd toen verzekerd voor f. 1900,- .
De familie Knots bleef zeer lang eigenaar van de paltrok. Hendrik Knots overleed in 1765, waarna de molen op 20 juni werd overgeschreven op naam van zijn weduwe Aagje Dirks Groot . Haar zoon Adriaan Hendriksz Knots kwam in 1776 op de lijst van eigenaren. De waarde was toen gedaald tot f. 1000,- . Ook deze Knots bleef De Rust van ’t Vaderland lang trouw. Hij werd op 2 februari 1811 opgevolgd door zijn schoonzoon Arend Noomen, die zich al snel associeerde met zijn broer Simon met wie hij vanaf oudejaarsdag 1812 de molen voor f. 1900,- verzekerde .
In 1857 verzekerde Huybert van de Stadt een partij gezaagd hout, die in de schuren van De Rust lag opgeslagen. Van de Stadt was geen eigenaar van de molen. De Rust werd toen dus ook gebruikt voor loonzagerij, het in opdracht zagen van hout voor handelaren. De partij was f. 2000,-waard .
Vanaf 28 februari 1878 was de molen in handen van Hendrik van Schouwenburg, die tien jaar lang met De Rust van ’t Vaderland zou werken. De molen bereikte toen de hoogste verzekerde waarde uit zijn bestaan, want hij stond voor f. 10.000,- op de polis van het Papiermakerscontract, een grote onderlinge brandverzekering, waarin molens van diverse types waren ondergebracht .
Op 15 maart 1888 liet Hermanus van Schouwenburg De Rust van ’t Vaderland veilen. De koper moest voor f. 419,- aan gereedschappen overnemen, waaronder 12 nieuwe zaagvijlen en 31 nieuwe zagen met een gewicht van ongeveer 25 kilogram.
Jan Simonsz werd voor f. 2075,- de nieuwe eigenaar. Van Schouwenburg deed tegelijkertijd ook diverse schuiten van de hand. Een roeibootje ging voor f. 30,- naar Pieter de Lange Clsz, Jan Willem Slijper ontfermde zich voor f. 55,- over een tjotter met mast, zeilen en zwaarden en Jacob Couwenhoven, de eigenaar van de bovenkruier zaagmolen De IJpenboom kocht de grote achttons houtschuit voor f. 80,- .
Voor Smonsz betekende de aankoop van De Rust het begin van zijn grote houthandel, die nog vele tientallen jaren op en bij de werf van de molen zou blijven bestaan. In de jaren vijftig van de vorige eeuw stonden de schuren van De Rust nog steeds overeind. Ze behoorden toen tot de stoomzagerij van de firma H. Simonsz Jsz.
De molen was toen allang verdwenen. In 1889 werd hij gesloopt en verkocht aan Jan Muusse. De Rust had toen al enkele jaren stilgestaan en Simonsz kocht hem waarschijnlijk uitsluitend om het erf en de schuren in bezit te krijgen. Muusse liet de molen verplaatsen naar het erf van De Smid, die aan de andere kant van de Papenpadsloot had gestaan. Op 14 november 1888 had een felle brand een einde aan het bestaan van De Smid gemaakt, maar de verplaatste Rust kreeg de naam van zijn voorganger en zou zo nog tot juni 1917 in functie blijven.