Op 11 oktober 1708 werd de windbrief voor De Dennenboom aan Dirk Jansz Aarsis verstrekt. De molen stond achter het Baanpad. De naam van dit pad werd later gewijzigd in Zonnewijzerpad. Tegenwoordig heet dit pad de Reigerstraat. Waar de molen exact stond is nooit achterhaald.
Elf jaar na de uitreiking van de windbrief stond de molen op naam van Cornelis en Pieter Jansz Aarsis. Zij waren de kleinzoons van een broer van Dirk Aarsis en kwamen al in 1719 in bezit van de molen. In de boedelbeschrijving van Neeltje Dirks Aarsis, de dochter van Dirk en Trijntje Abrahams Oosterhoorn werd een zogenaamde kustingbrief aangetroffen ten laste van Cornelis en Pieter Jansz Aarsis. Neeltje was op 29 januari 1733 overleden. De kustingbrief – een document voor veilingaankopen, die met een hypotheek werden betaald – werd afgegeven op 27 april 1719. Cornelis en Pieter Aarsis hadden De Denneboom en het huis en erf De Sonnewijser in de Molenbuurt in Westzaandam gekocht De molen stond volgens dit document ‘op en aan Kees Noomens Veersloot.’ Beide panden werden als onderpand gegeven voor een bedrag van f. 8500,-.
Toen Neeltje Dirks Aarsis overleed traden beide broers als executeurs-testamentair op. Zij waren zelf de erfgenamen. De bezittingen van Neeltje werden op ruim 35.000 gulden getaxeerd, zodat zij er warmpjes bij zat .
Met Cornelis en Pieter waren de houthandelaar en zaagmolen-eigenaar IJsbrand Koning, getrouwd met Maritje Willems Joor en Pieter Adriaansz, de minderjarige zoon van Hillegont Jans Aarsis de erfgenamen. De eerste drie waren allen kinderen van Trijntje Jans Aarsis, die ook al overleden was. De erfenis bedroeg f. 8606:15:- per persoon, waarbij Cornelis en Pieter Aarsis elk een half part ter waarde van f. 4250,- in de bovenkruier zaagmolen De Dennenboom en het huis De Sonnewijser ontvingen. Zo waren zij op natuurlijke wijze van hun lening af gekomen .
Cornelis Jansz Aarsis was overigens ook geïnteresseerd in de scheepvaart. Hij was weduwnaar van Guurtje Adriaans Nierop en verkocht op 20 september het fluitschip De Jonge Breeuwer voor f. 8600,- aan de Noorse reders Haven Hansen pay en Lars Smit uit Bragernes. Ruim een maand later kocht hij een nieuw schip. Hij nam met zijn mede-reders het 114 voet lange fluitschip De Jonge Abraham over van de Westzaandammer Claas Louwerensz Louwe en betaalde daar f. 9300,- voor .
De bovenkruier zaagmolen De Dennenboom zou geheel ‘gekopieerd’ worden. Op 15 februari 1724 tekende molenmaker Cornelis Dirksz Barghorn een contract met Anthony Gijsbert Coopman uit Nieuwendam om daar een molen te bouwen, die geheel gelijk was aan de Dennenboom. De bouwsom bedroeg f. 5900,-. Dit gaf wel aan dat alle zaagmolens zwaar onderverzekerd werden, want bovenkruiers stonden over het algemeen voor niet meer dan 3000 gulden in de brandcontracten.
Barghorn was een bekwaam molenmaker. Hij had zijn eigen zaagmolen. Dit was de paltrok De Timmerman in het Westzijderveld..
Wanneer de Zaandamse molen precies verdwenen is, is onduidelijk. Boorsma beweert dat De Dennenboom in 1746 voor het laatst werd genoemd in een acte. Dit is niet juist. De molen was lang in het bezit van de familie Aarsis. Op 25 juni 1714 werd hij door dirk Aarsis voor f. 1550,- verzekerd. Deze verzekering werd in 1719 door Cornelis en Pieter Jansz Aarsis, kennelijk broers van Dirk, overgenomen . Cornelis Aarsis, een zoon van Pieter, was op 2 juni 1746 eigenaar van De Dennenboom, die op die dag op zijn naam werd overgeschreven in het brandcontract met de mededeling, dat hij de molen had geërfd van zijn vader. De verzekerde waarde was van die dag af f. 2000,- en zou dat blijven tot 1806. Cornelis Pietersz Aarsis zegde in 1772 de verzekering op. Dat betekende overigens niet dat hij de molen van de hand deed, want op 5 januari 1792 werd De Dennenboom inclusief zijn erf van 320 roeden, havens en een schuit overgeschreven op naam van Jacob Noomen uit Westzaandam. Hij betaalde f. 5400,- voor de molen, die voor f. 8,- in de windpacht stond .
Jacob Noomen uit Westzaandam bracht De Dennenboom weer onder in een Zaans brandcontract en bleef dat doen tot 3 juli 1806 .
Daarna zijn er geen gegevens meer gevonden over de molen zelf.
Maar in januari 1827 werd de fundering van de molen verkocht. Het ziet er dus naar uit dat De Dennenboom kort daarvoor is gesloopt, want het lijkt onlogisch dat men de fundering meer dan elf jaar liet staan. Bij verkoop voor sloop werd vrijwel altijd vastgelegd, dat de fundering ook verwijderd moest worden. Uiteraard is het wel mogelijk dat molen nog enige tijd na de onttakeling als doofpot in het landschap heeft gestaan. De schuren en het achtkant werden dan gebruikt als opslagplaats.