Veerzager De Hoop stond dichtbij de Overtoom in Westzaan, nog net op Zaandams grondgebied ten noorden van de dijksloot. Van dit achtkante molentje werd geen stichtingsdatum gevonden, maar Jacob Claesz IJskes nam op 1 januari 1712 de verzekering voor zijn rekening nam. Op 23 juni 1698 had hij al de windbrief van de paltrok balkenzager De Gerrit van Velzen aan de Zuiderwatering uitgereikt gekregen.
Met IJskes liep het overigens niet goed af. Toen hij overleed waren er grote financiële problemen. Zijn zoon Claes Jacobsz IJskes weigerde de erfenis en stelde notaris Philip van der Stengh uit Zaandam aan om ‘voor de gerechte van de Banne Westzaan op te treden in de geabandonneerde boedel van zijn vader tot Zaandam overleden.’ De aanstelling werd op 17 maart 1729 bij notaris Pieter Leur in Zaandam vastgelegd. Toen bleek ook dat de zoon op 19 november 1727 al zijn moederlijk erfdeel had ontvangen. Dit was f. 600,- groot . In de nalatenschap van de vader bleken uitsluitend schulden te zitten.
Op 23 juni 1698 had hij Jacob Ijskes de windbrief van de paltrok balkenzager De Gerrit van Velzen aan de Zuiderwatering uitgereikt gekregen. In de winter van 1726 werd hij ook genoemd als eigenaar van de paltrok De Oude Hoop, die vermoedelijk achter het Otterspad stond .
De veerzager was op 1 januari 1734 eigendom van Jacobus de Boer, die op die de verzekering voor hetzelfde bedrag als in 1712 overnam . Aan het eind van de achttiende eeuw was de molen in bezit van Dirk Arendsz Noomen, die de veerzager op 7 april 1801 voor f. 2500,- verkocht aan Gerbrand Dekker & Comp. als lokatie werd toen opgegeven ‘belend ten zuiden door de gemene Braak en t.n. door Pieter Schoen, die was de verffabrikant, die eigenaar was van de Gekroonde Schoen, die vrij ver in het veld ten westen van de Gouw stond .
Dat het om een kleine molen ging werd duidelijk door de windpacht, die moest worden betaald. Deze belasting bedroeg 3 gulden per jaar. Dit was het gangbare bedrag voor paltrokken. Bovenkruier zaagmolens werden al bijna twee honderd jaar op 4 gulden gesteld.
Volgens Pieter Boorsma werd De Hoop in 1875 gesloopt, maar dit blijkt onjuist. Op 25 september 1877 werd de molen in veiling gebracht met zijn overgebleven opstal en zaagselschuur. Waarschijnlijk had eigenaar Christiaan Struening, een houtkoper uit Zaandam, hem al laten onttakelen. De slopers Jaap en Simon de Boer uit Oostzaan ontfermden zich voor f. 320,- over de restanten. Als bijzondere bepalingen waren nog vastgelegd, dat de schoeiïng van het slootje bij De Hoop hoorde, maar dat het rieten dak van de molen niet in de koop was inbegrepen. Dit diende behoorlijk ter zijde gelegd en opgestapeld te worden bij de sloop. De levensduur van De Hoop werd met de vondst van deze acte dus met nog twee jaar verlengd, al zullen het troosteloze jaren geweest zijn .