De Kerkuil, die aan de Wormerringdijk tegenover de Hervormde Kerk in Wormerveer heeft gestaan en die in 1685 in de stukken opdook, toen Pieter Arisz Blauweduijff een kwart part in de molen verkocht aan Pieter Jansz Bus, heeft een voorganger gehad.
Dit blijkt uit de transportacte, waarin vermeld staat dat Pieter Jansz Mol op 4 september 1667 aan Pieter Pietersz Hoij een erf van 38 roeden verkocht, ‘daerop de Kerkuyl molen heeft gestaan.” Hieruit blijkt dat het erf inmiddels leeg was. Dit is de enige vermelding over de voorganger van De Kerkuil, die eeuwenlang aan de huidige Veerdijk stond. Het is niet bekend wat voor molen de eerste Kerkuil was, wanneer hij werd gebouwd en om wat voor reden hij in 1667 was verdwenen.
Het duurde jaren voor op het lege erf een nieuwe molen werd gebouwd.
Het recht van de wind voor de nieuwe Kerkuil werd op 21 januari 1682 verleend aan Pieter Dircxz Stall. De verbandbrief van de molen stond op 24 october 1684 op naam van Pieter Dircksz Stall, Pieter Jansz. Bas en Jacob Gerritsz, allen wonende te Wormerveer “als stichters van de enckelde hennipsaetmolen genaemt de Kerkuyl, stende in den banne Wormer tegenover de kerck van Wormerveer.”
De erfpacht bedroeg 4 pond en verscheen voor het eerst vanaf Kerstmis 1683. De Kerkuil stond aan de Wormerdijk tegenover de kerk van Wormerveer ten noorden van de molen de Bootsman en ten zuiden van de molen ’t Geloof.
De Fries doopsgezinde olieslager Jan Claasz. Mars uit Wormerveer was in 1742 eigenaar van De Kerkuil. Hij woonde toen aan de weg, de huidige Zaanweg. De huurwaarde van zijn woning werd op 30 gulden getaxeerd, waarvoor hij zes gulden belasting per jaar moest betalen. Daarmee behoorde hij tot de plaatselijke middenstand. Er werden dat jaar 69 inwoners in het belastingregister vermeld. Zij brachten 829 gulden belasting op, die overigens pas in 1745 volledig geïnd waren. Mars zat in de laagste categorie van degenen, die betalen moesten. Verreweg de meeste inwoners verdienden zo weinig, dat ze geen personele belasting hoefden te betalen.
Maartje Mars, de dochter van de olieslager, trouwde met Pieter Froncken. Deze begon zijn carrière op het kantoor van de firma Jan Schenk & Pieter Nanning in Wormerveer, die later werd omgezet in de firma Schenk, Vas en Comp., maar na zijn huwelijk met Maartje Mars ging hij in het bedrijf van zijn schoonvader werken. Na diens dood ging Froncken onder eigen naam verder met De Kerkuil. In 1788 en 1789 werkte hij ook met de oliemolen De Groene Arend aan de Nauernasche vaart bij Krommenie en in 1790 en 1794 had hij bij West Knollendam de oliemolen ’s Lands Welvaren in bedrijf.
Met zijn zwager Cornelis Schoute was Froncken ook eigenaar van De Peperboom, welke oliemolen aan neef Barend Groot werd verhuurd.
Froncken werd een vooraanstaand zakenman. Hij was actief ook actief in de walvisvaarderij op Groenland en hij werd schepen en schepen van de banne Westzaan. Zijn wapen – een wijnstok met druiventrossen – staat afgebeeld in de schouw van het rechthuis in Westzaan, dat gebouwd werd terwijl hij zitting had in het bestuur van de ban.
Hij overleed op 29 juli 1795 aan de gevolgen van een beroerte “na beurstijd” in Amsterdam. De Kerkuil was toen nog steeds in zijn bezit. Froncken was bij zijn dood in grote financiële moeilijkheden, zodat zijn nabestaanden en erfgenamen onmiddellijk beslag lieten leggen op al zijn bezittingen. Zij vroegen bij notaris Pieter Klinkhamer in Wormerveer eerst een totale inventarisatie van zijn boedel aan, alvorens zij van hun recht als erfgenaam gebruik wensten te maken.
Pas op 9 Mei 1796 werd deze boedel door Klinkhamer vastgelegd in een notariële acte. Hij noteerde de volgende bezittingen van Pieter Froncken:
huis en erf met luchthuisje aan de Zaan, bewoond door H. de Jong
Huis en erf daer bezuiden
1/2 huis en erf daar benoorden, gemeen met de wed. Claas Tijsz
een roeyschuitje met een tent.
Een graf in de kerk, waarin de overledene is begraven.
Een olymolen “de Kerckuyl” met div. goederen daarin.
Vijf stukken land achter de Kerkuil (538 roeden) met daarop een koestal, hooiberg en 6 koe hooi, 7 koe mest, 2 paarden, 3 vette koeien, 3 melkkoeien, 3 pinkveerzen, 2 graskalveren, 10 oude schapen en 7 lammeren.
1/2 in de oliemolen “de Peperboom” met Cornelis Schoute gemeen, met diverse goederen daarin.
1/2 in een stuk land aan den Noorddijk, gemeen met Cr. Schoute.
1/2 in een leerlooierij met land, gemeen met Cr. Schoute.
een pakhuys te Oost-Knollendam, waarin een oliebak.
Contante penningen niet bevonden.
3/8 int schip “de Balluage van Blois” en deszelfs gereedschap. Commandeur Jan Meyn.
3/8 int schip “de Juffrouw Margaretha” en deszelfs gereedschap. Commandeur Tjerk Klapper.
Een breed omschreven inboedel, waarbij o.a.: Een staand horologie met maan-en dagwijzer alsook datum slaande heel en half uur. Op de vliering: twee illumineer-instrumenten. In het comptoir: ook de koopmansboeken van de fa’s Barend Groot en Barend Schoute. In het vleethuys: een Poolsche arreslee. In het wagenhuys: een open wagen van vieren.
Er bleek een schuld van f 50.866:13: 4 te zijn in de firma Schoute & Froncken en één van ongeveer f 29.000:–:- in het eigen bedrijf van Froncken. Nadat alle bezittingen geïnventariseerd waren bleef er een schuld van f 40.663: 3:- over op naam van Froncken, waardoor zijn schuldeisers niet meer dan 56 procent van hun vorderingen uitgekeerd konden krijgen. Pas op 11 september 1799 werden de zaken van Pieter Froncken definitief afgesloten.
Pas op 28 mei 1796 kwam de Kerkuil in veiling. De molen had een dubbel oliewerk en er konden 80 lasten zaad, 258 aam* olie (37.461,6 liter) en 36.000 koeken worden opgeslagen. Willem Jansz. Couwenhoven uit Jisp werd koper voor f 4770:-:-. Zijn vader, verffabrikant met de firma Erven Couwenhoven uit Zaandijk, was een jaar eerder overleden.
Willem Jansz. was firmant geworden in de firma Bettelem & Mol === (of Zonen, zie transportacte==== door zijn huwelijk met Trijntje Bettelem. Zijn schoonvader overleed in mei 1792, maar het bedrijf werd onder dezelfde naam voortgezet, zodat de Kerkuil in het Ladingencontract van 1727 werd ingeschreven tegen een premie van f 100:-:- op naam van de firma Cornelis Bettelem & Zn.
Op 2 mei 1801 werd dit bedrijf opgeheven en omgezet in Couwenhoven, Boom & Comp. en dezelfde dag werd de Kerkuil in het Ladingencontract op naam van deze firma overgeschreven.
Op 1 juni 1822 verkocht Willems Jansz. de Kerkuil aan Jan Pietersz. Couwenhoven uit Zaandijk. Dit was de oudste zoon van Willem’s broer Pieter. Met de transactie was een bedrag van f 3200,– gemoeid. In 1843 was Jan Couwenhoven Pz. nog steeds olieslager met deze molen, die toen 942 vaten olie en 234.000 koeken produceerde. Couwenhoven overleed in 1845. Hij had zijn zoon Jan Jansz. gezegd na zijn dood met de olieslagerij te stoppen, omdat er geen toekomst meer in zat. Jan verkocht zijn molen op 29 juni van dat jaar voor f 2875:-:- aan Albert Vis uit Wormerveer. In de koop was 425 gulden voor overneming van goederen inbegrepen.
In 1854 kwam de molen in bezit van de firma Koekebakker & Boekenoogen uit Wormerveer, waarin Lucas Fredrik Boekenoogen één van de firmanten was. Het bedrijf werkte ook met de molen De Moeriaan in Wormer. Vanaf 1859 werkte Boekenoogen onder zijn eigen naam met de molens De Moeriaan, de Zon in Oost Zaandam en De Eenhoorn in Wormerveer.
De Kerkuil werd in 1892 gesloopt. De schuur bleef staan en werd als woning ingericht. Het huis brandde in 1922 af, toen een aap een petroleumlichtje omgooide. Het beest kwam zelf in de vlammen om.
* 1 aam = 145,2 liter.