Jan Dirksz Decker was de stichter van de paltrok De Jonge Dekker ten westen van de dorpsweg bij de dijk en ten noorden van de paltrok Het Vliegend Hert. De molen werd als wagenschotzager gebouwd en zou als balkenzager eindigen.
De Jonge Dekker bleef lang in de familie van de stichter. Op 18 juli 1732 verzekerde Garbrand Dirksz Dekker de molen en toen op 4 april 1775 de inventaris van zijn boedel werd opgemaakt, kwam ‘de eikenhoutzagersmolen de Jonge Dekker’ daar nog steeds in voor.
Vreemd genoeg werd de molen later veelal De Oude Dekker genoemd, terwijl er in 1679 een paltrok was gebouwd op een aanpalend erf, die ook naar die naam luisterde. Deze molen werd echter al in 1742 gesloopt, terwijl De Jonge Dekker standhield tot 1889.
Aan het eind van zijn bestaan was de molen van 1 januari 1878 tot 1 januari 1880 in bezit van Maarten Allertsz de Lange. De Jonge Dekker maakte in die periode een sterk verval mee, want aanvankelijk was de paltrok voor f. 6000,- verzekerd, maar een jaar later was dat al gekelderd tot slechts 1500 gulden. Bovendien was de molen toen verhuurd aan Simon Jellesz Roos, wat met houtzaagmolens maar zelden voor kwam. Ook Cornelis Broeksmit uit Schiedam, die tevens eigenaar was van de vlakbij staande paltrok Het Vliegende Hert, werkte enige tijd in huur met de molen. Op 12 april 1879 verscheen zijn naam in de administratie van het verzekeringskantoor Willem van Orden in Zaandam. Broeksmit zou de molen kort daarop overnemen van De Lange en tot de sloopt in 1889 met De Jonge Dekker blijven werken