De Rozenboom werd in 1723 gebouwd aan de Loodwitmolensloot in Koog aan de Zaan. De sloot was uiteraard vernoemd naar de net gebouwde loodwitmolen De Rob, die dan ook de zuidelijke belending van De Rozenboom vormde. Aan de noordzijde lag het erf van de weduwe Cornelis Middelhoven. Deze erven lagen allemaal ten oosten van de huidige spoorweg in het verlengde van de Emmastraat.
De windbrief voor De Rozenboom werd op 9 juni 1723 uitgeschreven op naam van Gerrit Kool. De molen was toen veerzager. Veren waren zeer dunne latten, die onder andere werden gebruikt voor het dichten van naden in vloeren.
Tien jaar later was Abraham Prins uit Koog eigenaar van de molen en later kwam hij in handen van de Koger burgemeester Jacob Spits. Deze verkocht de veerzager De Rozenboom op 27 januari 1783 aan Claas Hos uit Koog. Deze nam tegelijkertijd ook de paltrok wagenschotzager De Lindenboom bij het Galgenveld ter hoogte van de Nederlandsch Hervormde Kerk over. Hos betaalde f. 3000,- voor de twee molens. Opmerkelijk was dat hij voor de veerzager, meestal kleine molentjes, een jaarlijkse windpacht moest betalen van f. 5:-:- en voor De Lindenboom slecht f. 1,50. Dat laatste was voor een paltrok opmerkelijk weinig .
Wanneer de molen geschikt werd gemaakt voor de productie van mosterd is niet bekend, maar op 3 augustus 1803 verkocht Grietje Noomen, de weduwe van Klaas Hos de ‘veerzager en mosterdmolen De Rooseboom’ voor f. 3200,- aan de verfkoopman Albert Kluyver, die ook in Koog woonde.
Kluyver had toen al vijf verfmolens in bedrijf: Het Gekroonde Zeepaard of Mok en De Storm in Koog, De Sluiswachter, De Reizenaar en De Haas in Westzaandam.
In de koopprijs van De Rozenboom was f. 700,- voor losse gereedschappen inbegrepen. De windpacht was uitzonderlijk hoog voor zo’n klein molentje, maar wellicht had dit te maken met het dubbelbedrijf, dat er mee werd uitgevoerd. Er moest f. 5: 4:- per jaar worden betaald. Bij de verkoop werd deze windpacht gelijk voor 25 jaar afgekocht, zodat een bedrag van f. 130,- moest worden voldaan aan de overheid .
Klaas Hos had de molen op 27 juli 1789 verzekerd tegen brand. De Rozenboom werd toen op 1200 gulden getaxeerd. Deze verzekering werd pas op 5 juli 1804 geroyeerd. Dit heeft te maken met het feit, dat toen de jaarvergadering van het brandconcract werd gehouden. Dan werden ook de wijzigingen in het contract notariëel vastgelegd. De notaris was Simon Jongewaard uit Westzaan, die ook administrateur van het contract was. Op opzegging van de verzekering heeft ongetwijfeld eerder plaats gehad, hoewel er soms nog wel eens slordig werd omgesprongen met deze verplichting.
Het einde voor De Rozenboom kwam op 24 december 1814, toen een zware brand de molen verwoestte. Deze brand vond onder verdachte omstandigheden plaats. Jan Honig Jsz uit Koog aan de Zaan, een zoon van een bakker uit dit dorp, stelde een brandkroniek samen over de periode 1720-1822, waarin allerlei branden op vooral de westoever van de Zaan vermeld worden. De gegevens had hij ongetwijfeld uit aantekeningen van zijn vader en grootvader, want Honig leefde zelf in de tweede helft van de negentiende eeuw. Hij noteerde over de brand in De Rozenboom: “Deze brand is zeer waarschijnlijk door eigenaar Piet Hartog zelf aangestoken.”
De schuur van de molen bleef wel behouden, maar werd in later jaren gesloopt.
Rozenbom
Type molen: zaagmolen veerzager
Plaats: Koog
Bouwjaar: 1723