Pieter Jansz Al verzekerde paltrok De Liefde op 8 september 1718 tegen brand in één van de vele onderlinge assurantiecontracten. In 1726 was hij nog steeds eigenaar. Op 24 april van dat jaar sloot hij met terugwerkende kracht tot 28 februari voor f. 1600,- een nieuwe verzekering af .
De molen stond aan het Otterspad en ten noorden van de Otterspadveersloot. Dat was een zijsloot, die op het Otterspad uitkwam. Deze liep ten westen van het latere station. De neergang van het houtzagersvak kwam op 2 februari 1741 voor deze molen aan het licht, toen de verzekering met 600 gulden werd verlaagd en vijf jaar later nog eens 200 gulden er af ging . Op 3 februari 1749 trad Pieter Jansz Al uit het contract, maar twee jaar later werd De Liefde weer voor 1200 gulden verzekerd door Jan Cornelisz Al. Dit contract dateerde van 3 juni 1751. De rol van Pieter Al was nog niet uitgespeeld, want op 10 januari 1758 dook hij weer op, toen hij de molen opnieuw uit de verzekering liet nemen. Anderhalf jaar later werkte Claas Cornelisz Stoffels met De Liefde, die hij voor f. 900,- liet verzekeren. Dat bleef zo tot 16 februari 1781 . Dirk Breeuwer, die op 6 juni 1771 als eigenaar was opgedoken, trad toen met de molen uit het assurantie-contract .
Maar hij bleef wel eigenaar, want op 9 november 1780 werd De Liefde overgeschreven op naam van zijn zoon Eske Breeuwer. Toen bleek ook, dat Dirk Maartensz Breeuwer gehuwd was met Antje Eskes. De zoon had dus als voornaam, de achternaam van zijn moeder gekregen. Er waren bijzondere clausules aan deze transactie verbonden. Eske moest zijn vader een jaarlijkse lijfrente van 300 gulden betalen gedurende drie jaar. Indien hij eerder zou overlijden dan zijn vader en moeder dan moest De Liefde weer aan zijn ouders worden terug gegeven. Zij waren dan verplicht om de wettige erfgenamen van Eske een bedrag van f. 100,- uit te betalen.
Helemaal bijzonder was de opmerkelijke rekenmethode, die schout en schepenen van de Banne Westzanen hanteerden om de duur van de lijfrente te bepalen. Notaris Simon Jongewaard uit Westzaan, die tevens schout was, en de schepenen Jan Kaat en Pieter Baltusz noteerden in de transportacte: “Vermits verkoper 67 ½ jaar en deszelfs gemelde huisvrouw 71, alsoo tezamen 138 ½ en dus gemiddeld ieder 69 ¼ jaar oud waren, zo is boven gemelde molen cum annexis getaxeerd op 3 jaaren leevens of f. 900,-.”
Hendrik Boon had op 6 juni 1797 de verzekering op zijn naam kreeg. Hij bleef slechts een jaar op de lijst . De franse overheersing van Holland betekende het einde voor De Liefde. De molen werd in het laatste jaren van zijn bestaan liefst vijf keer te koop aangeboden. Op 11 januari 1798 liep de prijs niet hoger op dan f. 240,-. Dat was niet voldoende voor verkoop. De molen werd op 7 augustus van dat jaar wel onderhands verkocht. Dit gebeurde voor schout en schepenen van de Banne Westzaan. Eske Breeuwer was de verkoper en Leendert IJsbergen uit Dordrecht betaalde haar f. 500,- voor De Liefde. Bij de verkoop werd vastgelegd dat er vrij overpad voor de eigenaar van De Liefde was over het erf van de veer-en lattenzager De Hoop en dat de eigenaar van deze molen vrij gebruik mocht maken van de sloot, die langs De Liefde liep .
Op 2 oktober 1798 werd De Liefde weer te koop aangeboden. Het bod was ditmaal f. 370,-, maar de molen werd opnieuw opgehouden. IJsbergen wilde in elk geval van de molen af en op 6 november verkocht hij hem terug aan Eske Breeuwer, die er ditmaal f. 376,- voor betaalde . Een jaar later kocht Breeuwer ook de lattenzager De Hoop, waarvoor hij slechts 380 gulden behoefde te betalen .
Met De Liefde bleef het kwakkelen. Op 2 april 1800 kwam de molen weer in veiling. Toen was het hoogste bod slechts f. 100,-. Uiteraard werd hij niet verkocht. Maar op 5 mei van dat jaar werd De Liefde voor schuot en schepenen van de Banne Westzanen toch weer getransporteerd. Dit keer kwam de molen op naam van Dirk Ale & Comp, die er 400 gulden voor betaalde . Wat Ale met deze aankoop voor had is niet duidelijk, want op 9 juli 1801 bracht hij de molen alweer in veiling. Dat was de vierde keer binnen drie jaar. Deze veiling vormde gelijk het dieptepunt. De makelaars vermeldden: “Geen geld waard.” Dirk zag er toen kennelijk ook geen brood meer in en liet de molen afbreken. Op 14 januari 1802 werd het erf van de afgebroken molen De Liefde te koop aangeboden. Hannes de Vries was de enige liefhebber en hij nam dit lapje grond aan de Otterspadsloot over voor slechts zes gulden en dat was het schamele einde van deze merkwaardige liefdesgeschiedenis .