De windbrief voor verfmolen De Koning Stuart werd op 18 maart 1663 afgegeven aan Jan Jansz Janknecht. Het ging hier om een molen, die aanvankelijk ook als snuifmolen werd gebruikt, want op 20 juni 1666 werd de eest gerepareerd.
Over de standplaats is altijd onduidelijkheid geweest. Pieter Boorsma situeerde het erf aan en bewesten de Gouw in de omgeving van de Bloemgracht.
Dit is onjuist. Op 12 november 1696 registreerden schout en schepenen van de Banne Oostzaan, waaronder ook Oostzaandam viel, de verkoop van een stuk land van 257,5 roeden tussen de verfmolen De Koning Stuart aan de zuidzijde en het erf van de weduwe Meindert Jochems Kat aan de noordzijde.
Dirk Leenaertsz uit Westzaandam verkocht het perceel aan Jan Pietersz Bleecker. Het erf lag ten noorden van de Noordervaldeursloot, hetgeen kon worden opgemaakt uit de verkoop van de houtzaagmolen De Rode Leeuw, die op 27 november van dat jaar werd geregistreerd. Van deze molen is verder niets bekend, maar het erf van de houtzager lag ten zuiden van het erf van de weduwe Kat .
De Koning Stuart werd volgens een aantekening van dr. Simon Hart, voormalige directeur van het Gemeentearchief Amsterdam, door een zware storm getroffen: “omgevallen en geamoveert in /t jaar 1742.’