De voogden van de kinderen van Gerrit Winder verkochten op 8 juni 1745 een bijzonder molentje. Het ging om een windkoffiemolen, die op een huis was geplaatst, en vooraan in de Noord aan de Schinkeldijk stond. Dit was een erf dichtbij de Dam in de Oostzijde. Winder was eerst gehuwd geweest met Niesje Lammerts en vervolgens met Grietje Dircks Koek. Allen waren in 1745 overleden. De kinderen vielen onder de weeskamer, zodat de weesmeesters als voogden optraden. Dit waren Auwel Dircksz Koek, een broer van Grietje, Joggem Last en Dirck Hillebrantsz Groenvelt.
Zij verkochten de molen aan Joggem Last, één van de weestmeester van Oostzaandam dus. Het ging kennelijk om een groot huis met een ruim erf, want er moest f. 2800,- voor betaald worden. Vermoedelijk ging het om een winkel.
Waar het huis met de koffiemolen op het dak precies stond is niet geheel duidelijk. In elk geval lag het erf ten westen van de dijksloot, maar Dirk Teunis Ken had nog bezittingen tussen het huis en de Zaan. Aan de zuidkant liep een steeg en aan de noordkant een sloot. Met de mededeling ‘vooraen in de Noort’ weten we, dat het dichtbij het centrum in de huidige Oostzijde moet zijn geweest.
Om de zaak te financieren verkocht Last dezelfde dag een huis met een ‘huysemakers timmerwerf’. Kennelijk was hij dus timmerbaas, maar schakelde hij over naar het beroep van winkelier. Zijn werf leverde f. 3300,- op en Cornelis van Petten werd de nieuwe eigenaar. Van dit geld stortte hij f. 1400,- contant bij de weesmeesters. Er werd een zogenaamde kustingbodebrief opgemaakt, waarin hij zich verplichtte over het nog uitstaande bedrag 3 procent rente per jaar te betalen. Op 28 april 1757 loste hij nog eens f. 1100,- af en twee jaar later betaalde Last op 19 oktober de resterende 300 gulden .
In maart 1801 werd de Zaanstreek getroffen door een stormachtige week, waarbij een aantal molens zware averij opliep. Daarbij was ook de Koffiemolen, die zijn kap afmaalde. Het incident werd door molenmaker Garbrand Jansz Kruyver, die op het Kalf woonde, in zijn dagboek genoteerd . De molen heeft dus lange tijd in de Oostzijde gestaan.
Pieter Boorsma vermeldt dit molentje als curiositeit en vindt dat hij niet kan meetellen in de Zaanse molenlijst. Gezien het koopbedrag voor huis en molen en de notitie van Kruyver moet het toch een windmolen van enige omvang zijn geweest, zodat hij er volgens mij wel degelijk bij hoort.
Verdere gegevens zijn tot op heden niet gevonden.