Aan de noordzijde van de Pantepadsloot in Oostzaandam stond de paltrok balkenzager De Snoek. De molen stond dichtbij de Gouw. Het Pantepad lag tegenover het Kattegat en kwam uit op de Zuiddijk.
Pieter Boorsma vond de eerste vermelding over deze molen in een assurantiecontract, dat op 1 januari 1711 werd opgericht. Toen was Jan Paulusz Bont de eigenaar. In de transportregisters van de Banne Oostzaan, waaronder Oostzaandam viel, komt De Snoek echter al op 2 december 1695 voor. Op die dag verkocht Symon Jansz Droog een half part in de molen voor f. 825,- aan Pieter Ariaensz Pot. Gerrit Salm wordt dan als buurman aan de noordzijde van het erf genoemd. De Snoek bestond dus in elk geval 16 jaar eerder dan tot nu toe bekend was.
Jan Pouwelsz Bont verzekerde de molen nog steeds op 1 januari 1734, toen er een nieuw contract werd opgericht. Hij werd als eigenaar van de molen opgevolgd door Cornelis van Petten. Het brandcontract vermeldde deze mutatie wel, maar er werd geen datum bijgenoemd .
De gegevens met betrekking tot De Snoek zijn verder summier. Maar op 30 mei 1786 was de molen eigendom van Jan Schermer & Zn. Dit bedrijf was geen houthandel, maar een snuif-en verfmalerij. De molen werd voor f. 1200,- gekocht van Albert Booker, die ook de haven ten noorden van De Snoek voor dit bedrag verkocht. Booker had zelf nog eigendommen aan de zuidzijde van het erf. Schermer & Zn ging niet zelf met de molen werken. Als bijzondere conditie bij de verkoop werd vastgelegd: “Meyndert Zalm mag de molen in huur gebruyken tot 1 mey 1788 tegen een behoorlijke prijs.” Indien hij de huur niet zou opzeggen werd deze automatisch verlengd tegen de dan geldende huurprijzen .
In 1812 was de molen eigendom van de bekende Zaandamse houthandelaar Engel van de Stadt, die De Snoek op 31 december van dat jaar verzekerde voor een bedrag van f. 1500,- . De molen hield stand tot 1828, toen hij voor het laatst in de stukken werd aangetroffen.