De Jonge Arnoldus, een paltrok, werd in 1761 omgedoopt. Daarvoor heette de molen Het Bonte Paard, maar over dit Bonte Paard was verder niets bekend. Pieter Boorsma en andere Zaanse onderzoekers hebben nimmer iets kunnen vinden over Het Bonte Paard. Dat is wel opmerkelijk want de molen, die ten westen van de Gouw en ten zuiden van Hanenpadsloot stond, verscheen toch al op 3 september 1723 voor het voetlicht. Toen verzekerde Jan Thymontsz de molen tegen brand. Hij was toen nog minderjarig, zodat Jan Dirksz Graaf voor hem als gemachtigde optrad. De leeftijd voor meerderjarigheid lag toen op 25 jaar. Drie jaar later had Thymontsz die leeftijd kennelijk bereikt, want op 5 september 1726 werd hij als eigenaar ingeschreven in de brandverzekering .
Later dook Het Bonte Paard nog eens op, toen op 12 augustus 1739 een ernstige ruzie plaatsvond bij de paltrok, waarover de 21-jarige Jan Jacobsz Bakker een beëdigde getuigenverklaring aflegde voor notaris Jacob Pet in Zaandam. Hij deed dat op verzoek van de Oostzaandamse schipper Gerbrand Leevendigh, die met een pikhaak geslagen was door Dirck Poulusz Molenaar.
Bakker getuigde: “Omtrent de klokke van acht uur op 12 augustus 1739 was ik op de houtzaagmolen Het Bonte Paard. Ik zag dat Leevendigh met zijn schuit bij de wal voortdrukkende was, terwijl zijn knecht aan land liep. Er naderde een schuit met twee knechts van Dirck Klaasz Ken. De schuiten kwamen dichtbij elkaar en Leevendigh duwde de schuit van de twee knechts met zijn haak af, waarop één van de knechts van Ken – de Friese knecht niet – zijn haak genomen heeft en Leevendigh tweemaal een slag op het lichaam gegeven heeft.”
Uit andere verklaringen bleek Dirck Molenaar de dader. Hij had een oud conflict met Leevendigh, die zijn vorige baas was en die hem verweet, dat hij een lening van drie gulden niet had terug betaald. Beide mannen kwamen later op de dag bij de sluis in de Zuiddijk waar het op een vechtpartij uitdraaide .
Tot het molencomplex behoorde aan het eind van de achttiende eeuw ook een woonhuis. Op 24 november 1791 sloot eigenaar Willem de Vlugt een hypotheek af, die hem door Johanna Hermeyer werd verstrekt. Zij leende hem niet minder dan f. 6000,- tegen drie procent rente per jaar. Als onderpand gaf De Vlugt De Jonge Arnoldus, zijn erf en schuren en het bijbehorende woonhuis. Uit de inschrijving in het transportregister van de Banne Oostzaan bleek dat de molen aan de Gouw grensde en aan de westkant door Douwe en Simon Groenewegen & Comp. Dit waren toen de eigenaren van de paltrok De Huisman .
De levensduur van De Jonge Arnoldus, alias Het Bonte Paard, werd daarmee met 38 jaar verlengd. De molen werd in 1895 gesloopt.