Dirk Jansz Graat ontving op 2 februari 1725 de windbrief voor de wagenschotzager De Dood aan het Breedweer ten westen van de latere spoorweg. De naam van de koper werd later ook vermeld als Groot. Al op 27 april 1719 kocht Groot de Westzaandamse paltrok De Dood, die aan de Heerenwatering achter de Nieuwe Kerk stond, om hem binnen twee maanden van het erf te halen . Het lijkt onwaarschijnlijk dat hij de molen zes jaar liet liggen. Maar pas op 15 mei 1725 werd door schout en schepenen van de Banne Westzaan een nieuwe verbandacte uitgeschreven op naam van Dirk Jansz Graet voor de zaagmolen De Oude Dood. In dit document, dat bij de windbrief hoorde, werd een windpacht van f. 8,00 per jaar vastgelegd. Bovendien werd er in genoteerd dat de molen op 1 maart van dat jaar ‘start te malen.’ Deze startdatum was van belang, omdat vanaf die datum de belasting op het gebruik van de wind berekend werd .
Het lijkt er veel op dat Graet enigszins gesjoemeld heeft met deze startdatum, want het lijkt wel duidelijk dat hij de uit Zaandam afkomstige molen niet zes jaar op een werf heeft laten liggen voordat hij in bedrijf kwam.
Groot kwam uit Koog en herbouwde de molen daar op een erf van 415 ½ roeden. De helft in dit erf kocht hij op 26 december 1727 van Hendrik Hendriksz Groot en Luycas Pietersz Zeyl en het ging om een stuk land, ‘waarop de houtzaagmolen De Dood staat’ . De Dood in Koog aan de Zaan hield het vol tot 1740. Toen kwamen de slopers langs.
Dood
Type molen: zaagmolen paltrok
Plaats: Koog
Bouwjaar: 1719