De paltrok wagenschotzager De Blauwe Doffer dateert van 1660. Toen werd op 23 maart de windbrief afgegeven door de regenten van Kennemerlant. Op 26 april volgde de verbandacte, waarin het bestaan van de windbrief werd gemeld. In de verbandacte werd door de schepenen van de Banne Westzaan de jaarlijkse erfpacht van de wind vastgelegd voor de eigenaren. Deze werd op 3 pond Vlaamse Groten van 40 ’t pond – dat was gelijk aan drie gulden – gesteld. De hoogte van dit bedrag duidt aan dat De Blauwe Doffer een paltrok was. De eigenaren Jan Jansz en Sijmon Baertsz hadden de molen op eigen grond gestelt ‘in de Molenbuert’. Dat was de huidige Westzijde in Zaandam, maar uiteraard was dat een rekbaar begrip. De naam van de molen werd in de acte niet genoemd, maar wel de belendigen. De molen werd ten noorden belend door Jan Willem Sonnewijser en ten oosten door de nieuwe vaart. Sonnewijser had een erf aan de Papenpadsloot, waarop hij zijn paltrok De Sonnewijser had laten bouwen.. Op 3 augustus 1690 werd het recht van vrij overpad naar deze molen geregistreerd. Ook de eigenaar van De Blauwe Doffer kreeg dat recht .
Uit deze gegevens kan de conclusie getrokken worden, dat de verbandacte zonder molennaam van 26 april 1660 bij De Blauwe Doffer hoort .
De molen stond dus ten oosten van de Vaart en één erf ten zuiden van de Papenpadsloot.
De Blauwe Doffer werd ook genoemd op 12 mei 1691. Toen legde de 30-jarige Reijer Cornelisz Huijsman op verzoek van Pieter Cornelisz Breeuwer c.s. een verklaring af bij notairs Dirk Leyts in Westzaandam. Hij vertelde dat hij al sinds juli 1682 op als meesterknecht op de ‘wagenschotsaager De Blauwe Doffer’ werkte.
“Als middelknecht werkte toen Jan Jansz Haas de Jonge, maar die is inmiddels overleden,” zei Reijer. “Haes had toen een loon van 108 gulden per jaar .”
Reijer was dus al als 18-jarige jongen op de molen begonnen. Met deze verklaring is de levensduur van De Blauwe Doffer met liefst negenendertig jaar naar voren geschoven.
Jan Jansz Haas de Jonge werd voor zijn dood nog eigenaar van de molen. Op 3 augustus 1690 werd hij in het transportregister van de Banne Westzaan ingeschreven als nieuwe eigenaar. Lang profiteerde hij dus niet van zijn nieuwe bezit, want op 12 mei 1691, toen Huijsman zijn verklaring aflegde, was Haas al overleden .
Pieter Boorsma trof de molen voor het eerst aan op 3 juli 1721. Op het erf van de Blauwe Doffer werd toen een houtveiling gehouden.
De molen ging ten onder in de recessie, die de houtindustrie in het midden van de achttiende eeuw trof. In 1746 werd de molen verkocht ‘om van het erf af te halen.’ Klaas Grood de Jonge werd voor f. 400,- eigenaar en hij was dus ook de sloper.