De Gekroonde Liefde stond tussen het Blauwepad en het Papenpad even ten westen van de spoorweg. De molen werd voor het eerst in de stukken aangetroffen op 23 februari 1708, toen de molen voor f. 630,- werd verkocht. Dit betekende dus dat het om een kleine molen ging of dat er sprake van ernstig verval was. Dat laatste was zeker niet het geval, want in latere jaren bleef de verkoopprijs altijd laag. Toch was De Gekroonde Liefde of Plutspot, zoals hij in de volksmond oneerbiedig werd genoemd vanwege zijn enigszins mislukte gestalte, een achtkanter. Hij was gebouwd als verfmolen en was later tabakstamper. Hij verwisselde heel wat van gedaante, want ook als mosterdmolen, opnieuw als verfmolen en tenslotte als lattenzager kwam De Gekroonde Liefde in de stukken voor.
Pas in de tweede helft van de achttiende eeuwe duiken er meer gedetailleerde gegevens op. Op 24 februari 1750 werd de boedel van Claas Storm en IJtje Groenveld uit Westzaandam opgenomen. Beiden waren overleden. Claas bleek verfmaler met De Gekroonde Liefde en was bovendien voor 1/3de part eigenaar van de vlakbij staande Grauwe Hengst aan het einde van het Blauwepad . Er bleek toen dat er nog voor f. 9799: 3:12 aan tegoeden van zakenrelaties uitstond. Het bedrijf van Storm werd door zijn zoon Gerrit voort gezet . Al op 30 april van dat jaar legde hij de grondslag voor het grote verfconcern Storm & Van Bentem, later nog uitgebreid met de molens van Kluyver, nadat op 28 april de veiling van een partij verfwaren en De Gekroonde Liefde had plaatsgevonden . De molen bleek toen ook uitgerust met ‘twee rolle om tabak mee te pletten en een paar mosterd steenen.’ Bij opbod haalde Evert van Straveren het plok met 440 gulden, maar in afslag ontfermde Gerrit Storm zich op f. 50,- over de molen. Hij moest er dus 490 gulden voor betalen. Tegelijkertijd kocht hij voor f. 212,20 aan verfwaren.
De stichtingsacte van het nieuwe bedrijf Storm & Van Bentem werd op 30 april getekend en de firmanten bleken Gerrit Storm met zijn zoon Pieter en Jan van Bentem uit Zaandijk, de eigenaar van verfmolen De Boot, die in Koog aan de Zaan ten noorden van de Sluissloot vlakbij de Watering stond.
Het contract telde de volgende hoofdpunten:
– Ieder wordt voor de helft eigenaar.
– Tot einde 1750 wordt geen huur betaald voor de molens voor het malen van verf en hout.
– Op 1 januari 1751 wordt de huurwaarde bepaald door twee neutrale personen uit de Compagnie van Verfmaalders.
– De huur van De Gekroonde Liefde komt voor rekening van Jan van Bentem en die van De Boot voor rekening van Gerrit Storm.
– Pieter Storm, de zoon van Gerrit, is kantoorbediende en moet het grootboek bijhouden.
– De aanvang van de compagnie is bepaald op 1 mei 1750 en het contract geldt voor tien jaren.
– Bij overlijden van één van de partijen, kan de andere partij de erfgenamen uitkopen.
– De molens worden bij de ingang van het contract getaxeerd en bij de opheffing opnieuw. De meerdere of mindere waarde wordt dan uitbetaald of moet worden bijgestort.
– Na afloop van het contract kunnen de compagnons de overeenkomst met nog eens tien jaar verlengen .
Jan van Bentem had De Boot in 1749 gekocht van Cornelis Meyn en verzekerde hem voor f. 1200,- op 1 november van dat jaar .
Pas veertien maanden, nadat de staat van inventaris van de boedel van Claas Storm was opgemaakt, vond de scheiding plaats. Op 19 mei 1751 bleek dat er naast Gerrit nog drie erfgenamen waren. Dit was zijn zuster Trijntje, die met Cornelis Rost was getrouwd, de doofstomme broer Dirk, waarover Jan Smit door schout en schepenen van de Banne Westzaan als voogd was aangesteld, en de nazaten van Maritje Storm.
Dit waren de minderjarige Pieter Lammertse Bontekoning en de al overleden Claes Lammertse Schaap, ‘kint en kintskinderen van Maritje Storm.’
Al het onroerend goed was inmiddels verkocht tijdens een publieke veiling. Het woonhuis van Claas Storm in de Molenbuurt in Westzaandam bracht f. 1150,-. Het part in De Grauwe Hengst bracht f. 1116,65 op en De Gekroonde Liefde werd dus voor f. 490,- verkocht. Zo werd de marktwaarde vastgesteld en Gerrit Storm was dus zelf de koper.
De inboedel van het echtpaar Storm ging voor f. 864,55 over de toonbank. In contanten werd f. 1396,55 aangetroffen en aan goud en potgeld f. 202,10. In totaal maakte dat f. 5220,90. Bij de molens lag nog voor f. 4151,65 aan verfwaren en de uitstaande schulden waren opgelopen tot f. 10.692: 1:12. Er moest nog f. 10.946: 0:12 aan diverse schuldeisers worden betaald, zodat er uiteindelijk f. 9318,60 te verdelen viel. De vier erfdelen bedroegen dus elk f. 2329,65. Gerrit Storm stelde zich tevreden met de f. 490,-, die hij voor de molen had betaald, en f. 1916,90 aan verfwaren .
Hij zou nog tot 1757 actief blijven als verfmaler in de firma Storm & Van Bentem. Op 31 maart van dat jaar liet hij een testament maken. Van Dirk en Trijntje was toen geen sprake meer, maar wel van de minderjarige dochter Aafje en zoon Pieter. Zij kregen de kleren van hun vader en moeder als prelegaat toegewezen, terwijl Gerrit Storm bovendien liet vastleggen dat ‘de negotie geëxcerceert door testateur en zijn zoon Pieter met primo january 1758 is geslooten, daar hij is uitgescheyden, en verder gegaan voor rekening van Pieter Storm.’
Storm had part noch deel meer in het bedrijf, maar had er nog wel geld inzitten, dat er in zou blijven zo lang Pieter er directeur van was. Deze moest na het overlijden van zijn vader wel jaarlijks f. 175,- aan zijn zuster Aafje betalen tot zij meerderjarig was of ging trouwen. Indien zij voor in het huwelijk trad, zou zij elk jaar drie procent rente ontvangen over het kapitaal, dat haar vader in het bedrijf had laten zitten. Ook Pieter was nog jonger dan 25 jaar en dus nog minderjarige, want zijn vader bepaalde in zijn testament, dat ‘in geval van overlijden van de vader Pieter nog geen 25 jaar is de voogden de boedel ongescheiden moeten laten of dat hij onmiddellijk meerderjarig wordt verklaard.’
Dat was in zo’n geval mogelijk via een gerechtelijk bevel, zodat de minderjarige zakelijk transacties kon afsluiten .
Storm & Van Bentem bleef tot 1758 met De Gekroonde Liefde werken. De molen werd binnen het bedrijf vervangen door De Storm, die in 1757 ten noorden van de Sluissloot in Koog aan de Zaan en net als De Boot dichtbij de Watering werd gebouwd. Op 11 februari werd de windbrief afgegeven op naam van Pieter Storm en Jan van Bentem. De twee molens van het bedrijf stonden nu dus vlak bij elkaar.
Op 2 februari verkocht Gerrit Storm De Gekroonde Liefde aan Jan van Houten voor f. 700,-. Bij deze transactie bleek ook dat er een windpacht van f. 4,- per jaar voor deze verfmolen moest worden betaald .
Van Houten verbouwde de molen, zodat hij ook als snuifmaler kon worden gebruikt. En dat was nog steeds zo toen Jan van Houten een half part in de verf-en snuifmolen De Gekroonde Liefde op 6 september 1764 voor f. 900,- verkocht aan Daniel Jacobs Sanchez uit Amsterdam. Dit was vermoedelijk een zakenrelatie van hem met wie hij ging samenwerken, want de andere helft van de molen bleef in bezit van Van Houten. Al een jaar later – op 7 december 1765 – verkocht Sanchez zijn aandeel weer aan Storm & Van Bentem, de oude eigenaar uit Koog aan de Zaan. Het halve part in De Gekroonde Liefde nam men over voor slechts f. 500,-, zodat de prijs aanzienlijk was gedaald.
De bedoelingen van Storm & Van Bentem met de molen werden nooit geheel duidelijk. Het bedrijf verkocht het halve part alweer op 27 januari 1766. Ook Van Houten deed zijn part toen van de hand. De nieuwe eigenaar werd Bastiaan Loopwijk uit Westzaandam, die 1400 gulden voor de molen betaalde .
Later werd De Gekroonde Liefde of Plutspot, zoals hij in de wandeling werd genoemd, onderdeel van een groot snuifmalersbedrijf. Dat bleek uit de boedelinventaris van Aafje de Vries, de weduwe van Klaas Keyzer, welke op 10 maart 1813 werd opgemaakt . Keyzer zal de molens – ook de Roohoorn en de Kanarievogel behoorden aan hem – wel tot snuifmolen hebben verbouwd.
Aafje de Vries was een welgestelde dame. Zij woonde aan Westzijde 875 in Westzaandam en was moeder van zes kinderen. Haar zoon Liewe was rentenier te Zaandam, dochter Grietje was getrouwd met Jacob Schipper, Klaas jr. en Stijntje waren nog ongehuwd en Guurtje en Antje waren minderjarig, hetgeen toen wilde zeggen dat ze nog geen 25 jaar waren. Op 10 december 1812 was Tewis Jansz Keyzer als toeziend voogd over hen aangesteld.
De staat van inventaris is interessant, omdat er mededelingen in worden gedaan over de lading van de oliemolen De Jasper, de onroerende goederen van Aafje en omdat er een lijst met afnemers van snuif in is opgenomen. Ze kwamen vooral uit Amsterdam, maar ook uit verder weg gelegen plaatsen als Nieuw Lekkerkerk en Kampen.
De inventarislijst geeft een mooi beeld van het prijspeil aan het eind van het Napoleontische tijdperk in ons land. De gebouwen waren vrijwel niets meer waard. De snuifmolens De Gekroonde Liefde met 50 roeden land werd op f. 500,- getaxeerd, De Canaryvogel met zijn erf op f. 650,- en de Roohoorn met zijn erf op slechts f. 600,-, terwijl De Jasper op f. 2700,- werd gesteld. Hetzelfde gold voor de landerijen. De grondprijzen waren zwaar gekelderd en ook de grondstoffen van de oliemolen waren aanzienlijk minder waard dan in andere jaren.
Ook de parten in de scheepsrederijen, waarin Aafje de Vries deelnam, waren nog maar weinig renderend. Zo werd de walvisvaarder Mida nog maar op f. 320,- getaxeerd. Het schip lag al tien jaar werkloos in de haven van het Noorse Trondheim.
Toch werd de hele boedel nog op ruim 72.000 gulden getaxeerd, een vermogen voor die tijd.
Zoals gebruikelijk liep er vee rond de molens en had Klaas Keyzer beleggingen gedaan. Vooral in staatsstukken van het Keizerrijk, dat in 1813 zijn einde zou vinden.
De voornaamste posten van de inventaris waren:
Oliemolen De Jasper
6 lasten koolzaad f. 1984:-
11 lasten en 27 zakken koolzaad f. 3630:15
5 lasten koolzaad f. 1485:-
3 aamen raapolie f. 159:-
19000 raapkoeken à f. 50 per 1000 f. 950:-
2000 raapkoeken à f. 40 per 1000 f. 80:-
5 aamen lijndik à f. 50,- f. 250:-
Hoorn-en wolvee
1 goede Vaars en 1 kalfvaars f. 100:-
4 Schot-vaersen f. 220:-
2 koeien f. 140:-
2 koeien f. 120:-
4 schapen f. 22:-
Kasgeld f. 5139:18
Ingevolge het snuifboek beginnend op februari 1, 1806.
Jacob Hart Alkmaar f. 429:19:-
Gerrit van Ort Zaandam f. 20: 6: 2
A. van der Willigen Amsterdam f. 88: -: –
Teunis van Heerden Utrecht f. 20: 6: –
Jan Stuiver Nieuw Lekkerkerk f. 87:14: –
S.B. Stibbe Kampen f. 38:18: –
H.B. op den Ende, erve Walder ’s-Gravenhage f. 14: -: –
Jan Helling Amsterdam f. 31: 4: –
Elias Straatman Amsterdam f. 16:10: –
Carel Hengel & Zn. & De Hoogd Amsterdam f. 3: 5: –
Harbon, Snelkamp & Co Amsterdam f. 1: 2: –
Hendrik Wiensz & Co Amsterdam f. 878:17: –
Bursveld & Co Amsterdam f. 15:10: –
J.H. van der Ham Amsterdam f. 117: 9: –
Onroerend goed
Huis, Ezelspad, Zaandijk nr. 270 f. 120:-
Pakhuis De O, Koog op het Breedt, nr. 11 f. 900:-
Zaandam
Woonhuis Kerkbuurt over de wegsloot belend met nr. 875 f. 900:-
Pakhuis De Zeug en erf aldaar f. 1000:-
Pakhuis De Big en erf aldaar op ‘t Ameland f. 700:-
Oliemolen De Jasper en 390 roeden land nr. 2087 f. 2700:-
Snuifmolen De Gekroonde Liefde en 50 roeden land f. 500:-
Snuifmolen De Roohoorn met 840 ½ roede
land (1 hect. en 22 are) nr. 1315 f. 600:-
Snuifmolen De Canary-vogel met 848 roeden
land (1 hect. 20 are) nr. 1317 f. 650:-
Land aan de Watering 270 roeden, genaamd De Volger f. 100:-
2 akkers t.n. voorgaande aan de Lichaamsloot 568 roeden f. 50:-
2 akkers De Smalven tussen Gouw en Watering 274 roeden f. 12:-
4 akkers aan anderen gedamd t.z. Blauwe Padsloot
t.o. Watering 777 roeden f. 70:-
2 stukken land aan andere zijde, t.w. Watering
649 en 784 roeden f. 200:-
2 stukken land aan Papeveersloot 307 en 293 roeden f. 60:-
Oostzaandam
Land in caveling nr. 3 200 roeden f. 30:-
6 stukken land f. 250:-
Schuld- of Kustingbode brieven
Klaas Veen, Westzaandam f. 77: 5:2
Gerrit Ploeger, Westzaandam f. 52:10:-
Scheepsrederijen
1/32e part in fluitschip Mida en het bijbehorende walvisvangers-
gereedschap onder directie van Cornelis Visser, Zaandam
Sinds 1803 leggende in de haven van Drontheim (Trontheim – No.) f. 10: -:-
1/32e part in fluitschip Vreede en Vrijheid onder schipper Sijtje
Lammerse, Hindeloopen f. 600: -:-
1/6e part in fluitschip De Goede Hoop onder Joost Alberts & Zn.,
Hindeloopen f. 150: -:-
Schulden
Weduwe P. de Vries & Meynts, Amsterdam f. 3.316: 2: –
Samenvatting
Inboedel f. 2284: 8: –
Goud en zilver f. 1490: 3: –
Goederen en koopwaren f. 3498:15: –
Vee f. 602: -: –
Kasgeld f. 5139:18: –
Tegoeden oliemolen De Jasper f . 9508: 3: –
Snuifmolens f. 1763: -: –
Onroerend goed f. 8842: -: –
Schuldbrieven f. 130: 5: 2
Rederijen f. 1060: -: –
Effecten t.l.v. Keizerrijk f. 17620:17:14
Domeinen f. 11672: 9: –
Leningen f. 6452: 4: – f. 75.074: 3:-
Schulden f. 3.316: 2:-
Totaal f. 71.758: 1:-
Het part van Aafje de Vries, de weduwe van Klaas Keyzer werd
vastgesteld op f. 44.848:15:10
Het part van de overige erfgenamen was f. 26.909: 5: 6
Lattenzager
De Gekroonde Liefde eindigde als lattenzager. Op 13 april 1876 bracht makelaar Evert te Veltrup de molen voor Guurtje Chaffo-de Carpentier in veiling. Guurtje was weduwe van de houtzager Frederik Chaffo Jsz. De molen werd niet verkocht. Bij afslag hield Te Veltrup de molen op f. 2600,- op .