De Rosbayer werd in opdracht van Cornelis Claesz Gast ten zuiden van de Mallegatsloot in Westzaandam gebouwd. Daar stond hij nog ten westen van de latere spoorlijn. De molen werd dus diep in het Westzijderveld gebouwd en stond aan de grens met Koog aan de Zaan. De naam Rosbayer was een Zaanse verbastering van Het Ros Beijaard, het beroemde paard uit de legende van de vier heemskinderen.
Op 14 mei 1649 werd de windbrief op naam van Cornelis Claesz Gast uitgeschreven. De bijbehorende verbandacte, waarin de eigenaar zijn molen als onderpand gaf voor het geval hij de jaarlijkse windpacht niet kon betalen, werd op 3 juni verstrekt. In deze verbandacte werd de windpacht – de belasting op het gebruik van de wind – op 2 gulden per jaar gesteld. Bovendien werd als eerste vervaldag kerstmis 1649 genoemd. Daaruit kan de conclusie getrokken worden dat de molen al een jaar eerder met kerstmis gangbaar was. In de verbandacte werd de naam van de molen niet genoemd, maar wel die van eigenaar Cornelis Claesz Gast.
Volgens Pieter Boorsma werd De Rosbayer als volmolen gebouwd, maar in de verbandacte werd hij als hennipskoeksmolen vermeld. Dat duidt er op dat het een oliemolen met één slagwerk was. In elk geval werd De Rosbayer rond 1694 als pelmolen ingericht en dat zou hij zeer lang blijven.
In 1721 werkten de broer Jacob en Pieter Claasz Kuijper uit Koog met de molen. Zij verzekerden toen de lading tegen brand . Dat zou met ingang van 14 mei 1723 veranderen. De lading kwam toen op naam van Pieter Arisse Scheepmaker te staan, maar de molen zelf bleef verzekerd door Jacob Kuijper. Deze liet de molen voor een bedrag van f. 1600,- inschrijven wat erg weinig was voor een pelmolen . Scheepmaker werkte dus in huur met De Rosbayer. Die situatie bleef ongewijzigd tot mei 1729. Toen kwam de lading op naam van Jan Blok, die ook de verzekering van de molen overnam.
Hij was dus eigenaar van De Rosbayer geworden. De waarde van de molen was inmiddels zwaar afgenomen, want op de verzekeringslijst kwam hij nog maar voor f. 1200,- voor. Blok werkte samen met Jan Kuyt, die voor een half part eigenaar was . Dit was het begin van een langdurige samenwerking.
In 1743 kregen kregen beide eigenaren van de overlieden van het brandcontract opdracht de verzekering met liefst vijftig procent te verhogen. De nieuwe verzekerde som werd op f. 1800,- vastgesteld. Dit was een ongebruikelijke sanctie, die ongetwijfeld het gevolg was van verbeteringen, die aan de molen waren aangebracht.
Pieter Blok, een zoon van Jan Blok, was inmiddels in het bedrijf gekomen. In opdracht van zijn vader liet hij de verzekering op 10 juni 1748 tijdens de jaarvergadering van het pellerscontract royeren. Op dezelfde dag nam Jan Kuyt de hele verzekering over, zodat hij ongetwijfeld het part van Blok had gekocht. Lang had hij er geen plezier van, want een jaar later overleed Kuyt. Hij had in 1738 al de lading van de molen verzekerd, zodat hij sindsdien het halve part van Blok in huur had .
De Rosbayer ging na de dood van Jan Jansz Kuyt over in handen van Claas Eggesz Root. Hij was de enige erfgenaam van Kuyt, maar hoe de familierelatie precies lag is niet gevonden.Ook Root bleef lang met de molen werken. In 1762 doken zijn erfgenamen als eigenaar op, toen zij de verzekerde som op f. 3000,- lieten brengen. Daarmee was De Rosbayer eindelijk toegetreden tot de hoogste categorie van pelmolens, want vrijwel alle grote molens stonden voor dit bedrag in het contract. Kennelijk waren er nieuwe verbeteringen aangebracht .
De erfgenamen waren Frank Aal en Pieter Root, die vanaf dat moment de molen in bedrijf hielden. Met de pellerij ging het zo goed, dat de molen in 1783 voor f. 5500,- verzekerd moest worden, terwijl de lading voor f. 5000,- werd ingeschreven .
Pieter Root zou tot 1789 bij het bedrijf betrokken blijven. Op 28 mei van dat jaar verkocht hij zijn part voor f. 2250,- aan zijn Frederik Aal. Deze kreeg over het hele bedrag een hypotheek, waarvoor hij jaarlijks 3 ½ procent rente moest betalen . Hoe de familierelatie tussen Frank en Frederik Aal was is nog niet gevonden.
Frederik was in elk geval gehuwd met Geertrui Cornelis van der Wepel, want zij verkocht de molen op 4 september 1794 voor f. 2400,- aan Klaas Baas . De prijs van de pelmolen was dus ernstig gekelderd. Dat was een gevolg van de machtswisseling in Europa. De Franse revolutie betekende een zware slag voor de Hollandse economie. Tal van pelmolens legden na 1785 het loodje. Veel moesten er stil gezet worden, waarna uiteindelijk sloop volgde.
De Rosbayer ontsnapte daaraan, maar de waarde van de molen liep wel aanzienlijk terug.
Overigens trad Klaas Baas op voor zijn schoonvader Claas Groot, de eigenaar van pelmolen De Hondeman op het Kalf in Oostzaandam, want toen Groot op 31 mei 1809 zijn testament wijzigde bleken beide molens op zijn naam te staan en in 1795 kwam hij als eigenaar voor op de lijst van molens en pakhuizen, die de schepenen van de Banne Westzaan lieten opstellen.
Er werd toen geïnventariseerd wat er aan graanvoorraden in de Zaanstreek aanwezig was in verband met de invasie van Engelse en Russische troepen in de kop van Noord-Holland .
De Rosbayer werd getaxeerd in 1809 op f. 4000,-, zodat de prijs alweer behoorlijk was aangetrokken. Daarbij hoorden wel nieuwe zeilen, een nieuwe jijn – zaans voor takel – met blokken, die bij de jijn nodig waren, en stenen. Kennelijk was er net een grote revisie in voorbereiding en moesten er nieuwe pelstenen geplaatst worden. De Hondeman werd op f. 3000,- gewaardeerd.
Beide molens werden bij overlijden van Claas Groot als legaat toegewezen aan dochter Maartje, die met Klaas Baas was getrouwd. Baas was duidelijk al actief binnen de pellerij van zijn schoonvader. De andere dochter Neeltje was gehuwd met de Wormerveerder kaashandelaar Jan Engelsz Kuijper en de derde dochter Grietje was verstandelijk gehandicapt, zodat zij ‘onder toezicht van curators’ moest blijven. Dit waren de beide zwagers .
Pas na het einde van de Napoleontische overheersing herstelde de pellerij zich volledig. Dat uitte zich opnieuw in de verzekerde waarde van de molen, die op 12 maart 1825 in handen was Maartje Groot, die toen weduwe was van Klaas Baas. Zij liet De Rosbayer overschrijven op naam van haar zoon Klaas, die het bedrijf vermoedelijk samen met zijn broer Hendrik dreef. De andere twee zoons van uit het gezin Baas waren Pieter en Cornelis, maar deze waren nog minderjarig. De molen werd die dag voor f. 8000,- ingeschreven en de lading voor f. 7000,- .
Toen op 27 juni 1854 een nieuw brandconctract voor ladingen werd opgericht voor notaris Jan Dozy in Zaandam bleek Albert Vis met De Rosbayer te werken. Hij verzekerde de lading voor f. 10.000,-
Drie jaar later een verzekeringscontract voor de herbouw van pelmolen ingesteld. Dit had tot doel de onderverzekering, waaraan alle deelnemers aan het pellerscontract bloot stonden, op te heffen. Indien een molen verwoest werd door brand en men binnen een half jaar besloot tot herbouw dan kon uit het ‘herbouwcontract’ een aanvullende uitkering van 6000 gulden worden verkregen, zodat de nieuwbouw kosten volledig gedekt werden. Jan Albertsz Vis, een zoon van Albert, signeerde dit contract.
In 1872, toen er al allerlei onrust onder de molenknechts en blokmaalders was uitgebroken, over hun salaris, werd in De Rosbayer een nieuwe molenknecht gevraagd. Hij kon f. 2,50 per week gaan verdienen…
Pas in 1874 verliet de familie Vis de oude pelmolen aan de Mallegatsloot. Op 1 april liet de weduwe van Albert Albertsz Vis de molen uitschrijven en veertien dagen later trad Arend Latenstein van Voorst weer met De Rosbayer toe tot het papiermakerscontract, waarin ook veel pelmolens waren verzekerd. De molen was toen voor f. 10.000,- verzekerd.
Net als veel andere molens bleef De Rosbayer niet gespaard van het bezoek van het dievengilde. Maar op 29 oktober 1879 gingen ze wel heel brutaal te werk. ’s Middags tussen 12 uur en half twee verdween er 70 kilogram rijst uit de schuur. De dader werd dezelfde dag nog ingerekend door de burgemeester van Koog aan de Zaan met assisatentie van zijn veldwachters Smits en Kraaij. Ze pakten Piet K. op. Dit was een knecht van L. van V. Hij had de rijst afgeleverd aan Jacob Z. uit Koog, die overigens hardnekkig bleef ontkennen dat hij wist dat het gestolen rijst was. Volgens Z. had hij de rijst gewoon gekocht van K. Maar de burgemeester en de veldwachters waren onverbiddellijk. Tegen beide mannen werd proces-verbaal opgemaakt van diefstal en heling .
Arend Latenstein van Voorst bleef tot 29 oktober 1880 met de molen werken. Toen werd de verzekering overgeschreven op naam van Hendrik Zwaardemaker uit Oostzaandam. Latenstein van Voorst trad dezelfde dag terug als president van het papiermakerscontract. Dat was statutair noodzakelijk, omdat hij niet langer moleneigenaar was.
Drie jaar later was De Rosbayer was in handen van de firma Smit & Kamphuijs uit Koog. Zaterdagochtend 19 mei voltrok zich een ramp, toen het vooreind van de as brak en met wiekenkruis en al in de Mallegatsloot viel. Hoewel er op dat moment aan de molen gewerkt werd vielen er geen slachtoffers. Dat pellen met stoom toen nog steeds niet populair was – men dacht, dat pellen met wind mooiere gort gaf – bleek wel uit het feit, dat Smit & Kamphuijs de windmolen liet herstellen .
De Rosbayer eindigde zoals zoveel pelmolens als fouragemolen en toen ook dat bedrijf niet meer lonend was werd er houtmeel geproduceerd door zaagsel te vermalen.
In de nacht van 31 maart op 1 april 1920 brak er brand uit. De molen werd deze donderdagmorgen totaal verwoest. Omstreeks kwart over drie ging het brandalarm af. Voor de brandweer was er vrijwel geen beginnen aan. De molen stond inmiddels achter de spoorlijn in het Westzijderveld. De spuiten moesten daardoor per schuit worden aangevoerd, wat veel tijd vergde. Er arriveerden ook twee drijvende spuiten, maar de molen en de schuren brandden al als een fakkel, toen er voldoende water gegeven kon worden.
Omstreeks negen uur ’s ochtends werden de slangen weer opgerold. Er bleef slechts een rokende puinhoop achter. De gebroeders Krijt, de laatste eigenaren van De Rosbayer, bleken slecht verzekerd. Ze hadden met de molen van alles en nog wat gemalen en de schuren lagen stampvol goederen. Maar nu waren ze hun bedrijf kwijt.