Jan Brouwer verkreeg de windbrief voor de snuifmolen De Brouwer, die dus zijn naam kreeg, op 22 februari 1749. Vanaf de eerste van die maand moest hij jaarlijks f. 3,- windpacht betalen, zodat wel aangenomen mag worden dat de molen vanaf dat moment operationeel was. Twee jaar later verzekerde hij zijn molen in het zgn. verfmalerscontract tegen brand, waarbij de verzekerde waarde op f. 1000,- werd gesteld . De molen stond ten zuiden van de Papenpadsloot. Dat is een rekbaar begrip, maar er is wat meer duidelijkheid over gekomen.
In elk geval moest Brouwer jaarlijks 15 stuivers betalen voor het recht van overpad over het land van de paltrok De Blauwe Arend van Jan Jansz Potas. Toen deze in 1773 overleed werd de overeenkomst met negen molenbazen over dit recht vastgelegd in de staat van inventaris van Potas. Daarmee werd wel iets meer duidelijk over de juiste standplaats van De Brouwer, want De Blauwe Arend stond ten zuiden van de oliemolen De Olievos, die ook eigendom van Potas was, en ten noorden van de paltrok Het Lusthof van Cornelis Maartensz Noomen. Vermoedelijk stond De Brouwer dichtbij Het Lusthof, want Nooomen moest 16 stuivers voor het overpad naar zijn molen betalen . Om bij zijn molen te komen moest Brouwer ook over het erf van de paltrok De Twee Gebroeders. Dit was een in 1773 afgebroken paltrok van Potas, die ten zuiden van de Papeveersloot tussen de Nieuwe Vaart en de Watering stond op land ten zuiden van De Blauwe Arend. Hiervoor moest Brouwer f. 2,- per jaar betalen.
Op de kadasterkaart, die in 1832 van Westzaandam werd gemaakt door Pieter van den Bosch is het erf van De Twee Gebroeders nog duidelijk zichtbaar even ten westen van De Blauwe Arend. Snuifmolen De Brouwer zal dus op het land westelijk van deze paltrok hebben gestaan.
Brouwer bleef zeer lang eigenaar van de snuifmaler, die hij in 1790 door Maarten Hille, de thesaurier – zeg maar penningmeester – van de Banne Westzaan liet verkopen aan de Westzaandamse burgemeester Aris van Broek Abrahamsz. De omliggende erven waren toen van Adriaan Knots, ten zuiden van de molen, Jan Rep, ten noorden en Maarten Cornelisz Noomen, ten oosten. Op 1 februari 1790 werd de transportacte getekend door schout en schepenen van de Banne Westzaan, maar de verkoop had vermoedelijk al eerder plaats gevonden, want Hille had op 18 april van het voorgaande jaar een machtiging verkregen via notaris H. Göbel uit Westzaandam.
Van Broek kocht dezelfde dag ook de snuifmolen Stresa Boromea, die ten westen van de Gouw stond. Hij nam de twee snuifmolens voor f. 1000,- over van Brouwer. Veel waren ze dus niet meer waard.
Toch hield Van Broek De Brouwer nog tot 1805 in bedrijf. Op 3 september van dat jaar werd de molen overgeschreven op naam van Willem Straatman, die er 400 gulden voor moest betalen. Hij liet De Brouwer van het erf afhalen, want op 4 september 1806 verkocht hij ‘het erf van de afgebroken molen De Brouwer’ voor f. 32,50 aan Johannes Munnikhuizen uit Westzaandam . Dat was het laatste bericht, dat over De Brouwer werd gevonden.