Timmerman Garbrandt Cornelisz kreeg woensdag 19 april 1623 twee windbrieven. De ene was voor een oliemolen aan de Delft, die later als De Ooievaar aan de Kalverringdijk in Oostzaandam zou worden geplaatst. De andere was voor de hennepklopper, die in het noordeinde van Assendelft werd gebouwd. Beide windbrieven werden verstrekt door Anna de Renesse, vrouwe van de heerlijkheid Assendelft. Garbrandt moest jaarlijks drie ponden van 40 Grooten Vlaams betalen voor het recht op het gebruik van de wind. Dit stond gelijk aan drie gulden.
Vermoedelijk had Cornelisz de molens zelf gebouwd. De hennepklopper werd noordoostelijk van het erf van ‘die kinderen van Sijboudt Cornelisz’ en zuid westelijjk van de bezittingen van Cornelis Muesz gebouwd. Dit waren erven aan de ‘dwarsdijk’, de latere Communicatieweg van Westzaan naar Assendelft en Heemskerk.
Uit de transporten van de oliemolen blijkt dat Garbrandt Cornelisz al in 1631 was overleden. Zijn weduwe Trijn Pieters verkocht op 14 maart een 1/10de molenpart, waarbij haar broer Cornelis Pietersz de Jonge als haar zaakwaarnemer en voogd optrad.
De hennepklopper zou nog lang in bedrijf blijven, maar de eerste 37 jaar bleef het opmerkelijk stil rond de molen. Pas op 5 november 1660 dook hij weer op, toen de Westzaner Hendrik Cornelisz 1/4de part verkocht aan Claas Dirksz Mol. De prijs werd niet bekend gemaakt en dat zou nog een tijd zo blijven. Op 10 december 1671 veranderde De Almanak opnieuw van eigenaar. Dit keer nam Jan Jansz Barendsz de hele molen over van Cornelis Dirksz, ongetwijfeld familie van Claas Mol.
Vierj aar later namen vijf mannen 5/16de part in de hennepklopper over. Dit waren Gerrit Gerritsz Huygen, Pieter Jansz Wouters, Jan Albertsz Grooteman, Claas Pietersz en Cornelis Pietersz. Zij betaalde voor het part f. 190,- aan Jasper Engelsz en Paulus Cornelisz. De man moesten ze dus 38 gulden neertellen, zodat de totale waarde van de molen toen op f. 608,- werd getaxeerd. Een half jaar later veranderde er nog een vierde part van eigenaar. Dit keer waren Claas Willemsz en Jasper Roelofsz de kopers en Sijtje Maartens, de weduwe van Jan Engelsz Mol de verkoopster. Voor hoeveel gulden dit part van eigenaar veranderde is onbekend.
De molen was kennelijk in verval, want de waarde bleek een jaar later nog verder gedaald.
Op 8 november 1676 namen vier mannen 3/8ste part over van Cornelis Tijsse, Jan Albertsz Grooteman, Cornelis Jaspersz Kuijper en Willem Claasz Sonnedag. Dit viertal betaalde slechts 138 gulden voor het part, zodat de molen toen nog maar 368 gulden waard was.
De handel in parten van de molen ging toch onverdroten voort. In mei 1678 namen Pieter Cornelisz Muusse en de houtkoper Cornelisz 1/8ste part over van de Krommenieër Pieter Jansz Brouwer. Zij betaalde er 50 gulden voor.
Nog in hetzelfde jaar – op 2 oktober – werd de helft van de molen opgekocht door Cornelis Tijsse en Cornelis Jansz Ooms uit Westzaan. Pieter Jansz Smit leverde 1/4de part, Cornelis Jaszpersz Kuijper 1/8ste en Willem Claas Sonnedag 1/16de. De Westzaners betaalden er slechts 150 gulden voor.
Pieter Brouwer uit Krommenie dook op 18 juli 1680 weer op, toen hij van Cornelis Tijsse en Dirk Jansz Noom elk 1/8ste part kocht voor 76 gulden in totaal. Brouwer trad ongetwijfeld namens de reders op, toen hij op 3 maart 1683 de hele molen aan Gijsbert Cornelisz Bakker overdeed. Hoeveel deze er voor neertelde is onbekend, maar toen Paulus Cornelisz Klopper op 17 februari 1684 7/8ste part van Claas Jansz Barendsz overnam hoefde hij er nog maar f. 106,- voor te betalen! Hoe deze snelle wisseling van eigenaren in zijn werk ging is niet meer te achterhalen.
Klopper liet vermoedelijk het nodige opknappen aan de molen, want de prijzen van de parten gingen onder zijn bewind omhoog. Zo verkocht Jasper Cornelisz Winter op 2 oktober 1685 de hele molen namens de reders voor f. 450,- aan Pieter Cornelisz en Jacob Claasz Gorter. Na hen vinden we Jan Gerritsz Al (februari 1693), Pieter Claasz Joon en Jasper Arisz Visser, beiden uit Krommenie (oktober 1693) en Pieter Dirksz Schouten (augustus 1697) als eigenaar van de molen. Telkens moest er 400 gulden neergeteld worden.
Daarna trad er weer versnippering van de parten op. Cornelis Csz Bloedjes en Jan Psz Mol namen van de Westzaner Hendrik Maartensz 1/14de part over voor f. 33,- (october 1699). Dirk Jansz Tookel uit Westzaan werd in november 1701 eigenaar van 1/4de part, dat hij voor f. 89,- overnam van Dirk Wsz Schots, Dirk Psz IJff en Simon Dsz Zwart. In mei 1714 werd door Claas Poel nog eens 1/28ste part verkocht voor slechts zes gulden. Dat gebeurde bij een veiling, waarbij voor het eerst de naam De Almanak voor de molen werd gebruikt. De laatste keer dat de hennepklopper van de dwarsdijk werd verkocht was op 1 augustus 1716. In de herberg De Otter op de Dam in Westzaandam brachten Jan Gerritsz Al, Claas Pietersz Parlie en Maarten Pietersz Schouten de ‘hennipkloppersmoolen genaamt den Almanak, staende in ’t noorden van Assendelft’onder de ham. Isaac Grel bood er 110 gulden voor.
Een schijntje. Daarna werd niets meer van De Almanak in Assendelft vernomen.