De windbrief van De Appelboom werd op 12 juli 1695 afgegeven op naam van Jacob Claesz Kaet. Deze oliemolen, die aan de Nauernasche Vaart tegenover de huidige Watertoren stond, was van aanzienlijk vroegere datum, want al op 25 oktober 1692 verzekerde Kaet De Appelboom tegen brand. Zoals zoveel molens was ook hier sprake van een partenrederij. Dat bleek bij een transactie, die op 16 maart 1702 voor schout en schepenen van de Banne Westzaanen werd afgesloten. Op die dag kocht Claas Muesz Boij een achtste part in een partij gereedschappen van de molen van Hayndrick Pietersz Boers. Hij betaalde f. 43,- voor dit achtste part en werd daardoor mede-eigenaar van (volledige taxatie-waarde aangegeven):
6 molenzeilen f. 60,-; een pan f. 20,-; een schepel en een half schepel f. 10,-; 2 koperen bekkens f. 24,-; 2 koperen maten f. 3,-; 1 sester en trechter f. 6,-; olijmaten f. 2,-; aan lampe f. 2,-; 8 jaagijzers f. 80,-; 3 paar beeren f. 20,-; aan laatgoet f. 40,-; 1 koperen doofpot f. 7,-; 3 zakken f. 6,-; 1 last olij-tonnen f. 36,-; 30 ton turf f. 15,-; schalen en gewichten f. 3,- en harken en builen f. 10,-. In totaal f. 344,-, waarvan een achtste part dus f. 43,- was.
Schepels waren zaadmaten. Een sester was een ijzeren maat voor olie en wel een vierde hectoliter. Met jaagijzers waren de losse, wigvormige gladde ijzers, die in de laad geplaatst werden tegenover een vaststaande wig van dezelfde vorm. Beeren was het Zaans voor baren . Hier werden draagbaren mee bedoeld.
Claas Boij kocht niet alleen parten in de gereedschappen, maar uiteraard ook in de molen. Op 7 juli 1711 verzekerde hij De Appelboom voor f. 1500,- tegen brand . Daaruit bleek dat het om een kleine molen ging. Er stond een enkel oliewerk in opgesteld. Dit kan worden opgemaakt uit de inschrijving in het Olieslagerscontract voor ladingen, dat op 14 juni 1727 werd opgericht en waarin ladingen van molens met een enkel oliewerk voor f. 30,- en een dubbel oliewerk voor f. 50,- verzekerd werden. De eigenaren moesten in geval van brand bij een collega nooit meer uitbetalen dan deze bedragen. De Appelboom stond voor f. 30,- op de lijst. De lading werd verzekerd door Gerrit Jansz Wit & Zn . De molen was toen verhuurd, want toen op 24 december 1733 ook de molens zelf in het Olieslagerscontract konden worden opgenomen, bleek Aris Muusz Boij de eigenaar van De Appelboom, die toen voor slechts f .1000,- op de lijst kwam .
Het tijdperk Boij zou tot 7 mei 1774 duren. De molen van 1735 tot 1741 verhuurd aan Jan Claasz Parlie. Pieter Booij ging daarna met de familie-molen werken en op 28 maart 1746 verzekerde hij samen met Aris Booij, die zijn naam inmiddels ook met een dubbele O schreef, voor een bedrag van f. 1500,- . Dertien jaar later liet werd de verzekering van de lading overschrijven op naam van Jan Gerritsz Kraay . Deze had een half part in De Appelboom gekocht voor f. 1000,- . Pieter Booij was overleden en Jan Stark trad als gemachtigde in de boedel op van ‘koper en verdere crediteuren’. Booij had dus schulden aan Kraay, die De Appelboom overigens pas op 7 mei 1774 verzekerde als eigenaar. De molen werd toen voor f. 1875,- ingeschreven . De firma Kraay & Zn bleef eigenaar 1787, toen de vooraanstaande Westzaanse koopman Willem Bruigom Tip de molen kocht na het overlijden van Jan Kraay. Kraay had inmiddels wel een verbouwing laten uitvoeren, want de lading werd vanaf 4 mei 1771 voor f. 50,- verzekerd, zodat er toen een dubbel oliewerk in de molen stond. De lading werd na de verkoop aan Bruigom Tip ingeschreven op naam van diens bedrijf Relk & Tip, dat vanaf 1814 door zijn zoons Cornelis, Jan en Adriaan werd geleid .
Burgemeester Willem Bruigom Tip was een markante Westzaner. Hij was in mei 1785 eigenaar geworden van de oliemolen De Jonge en De Oude Ruige Neel, die in de Krabbelbuurt ten oosten van de huizen stonden. Deze had hij voor liefst 24.000 gulden gekocht van Gerrit Visser, die hem voor het totale bedrag een hypotheek verstrekte. De Appelboom kwam voor slechts f. 2910,- in bezit van de burgemeester, waarin bovendien nog f. 150,- was opgenomen voor overneming van los gereedschap. Vreemd genoeg werd de molen in de transportacte nog steeds als enkele oliemolen omschreven .
Adriaan Tip nam De Appelboom op 1 juli 1813 over van zijn vader. Hij was ook eigenaar van de pelmolen Het Prinsenhof aan de Weelsloot, terwijl hij later snuifmolen De Veldkat aan het Watermolenpad er nog bij zou kopen. Tip bleef twaalf jaar met De Appelboom werken. Op 29 januari 1825 werd zijn bezit geliquideerd tijdens een openbare verkoping in De Waakzaamheid. De Appelboom werd door notaris Willem Smit uit Assendelft als volgt omschreven: “hechte en sterke olijmoolen met een berging voor 60 last zaad, 110 aam oly en 40.000 koeken.” Het erf was 10 roeden groot. De koper moest voor f. 380,- aan losse gereedschappen overnemen.
Gezien de opslagruimte was De Appelboom geen grote molen. Dat bleek ook wel uit de prijs, waarvoor de Wormerveerse olieslager Cornelis Prins de nieuwe eigenaar werd. Hij betaalde slechts f. 1352,- voor de molen .
De Appelboom was ook lang in bezit van mr. Hendrik Jan Smit, olieslager in Zaandam, maar ook burgemeester van deze gemeente en lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal. Hij verwierf de molen op 1 april 1856 na een boedelscheiding.
Vierendertig jaar lang hield Smit de molen in bedrijf. De Appelboom werd pas na zijn dood verkocht. Op 29 mei 1880 namen Pieter van ’t Kaar, manufacturier, en Klaas IJff, meester broodbakker, de molen en het aanpalende pakhuis Het Fortuin voor f. 3000,- over. Drie maanden later stichtten zij de firma Van ’t Kaar & IJff, olieslagerij en handel in zaden, olieën en koeken. De Westzaanse middenstanders waren beiden voor 50 procent eigenaar van het nieuwe bedrijf, waarin De Appelboom en Het Fortuin een onderdeel van het bedrijfskapitaal vormden.
Maar echt florissant ging het niet met de nieuwe firma. Daarom werd De Appelboom eind 1885 omgebouwd tot doppenmolen. De eigenaars dienden een verzoek in bij het Olieslagerscontract om in de brandverzekering te worden opgenomen. De molen was van 7 juli 1728 – een jaar na de oprichting van het contract – tot 29 mei 1880 onafgebroken als oliemolen verzekerd geweest.
Toen was hij omgebouwd voor de verwerking van maiskoeken. Boorsma meldt dat hij daarna cacao-afval ging verwerken, maar uit de notulen van de vergadering van 4 januari 1886 van de gecommitteerden van het Olieslagerscontract blijkt dat de molen tot doppenmolen was verbouwd. Daarom werd de Zaandijker molenmaker Pieter Vredenduin er op 9 en 12 januari naar toegestuurd om de molen te keuren. Zijn rapport sprak boekdelen: De Appelboom verwerkte geen olie meer en kon daarom niet in de verzekering worden opgenomen.
Als verwerker van cacao-afval was dit wel mogelijk geweest, maar daarvoor bleek de molen niet ingericht. Het verzoek van Van ’t Kaar & IJff werd daarom afgewezen .
Hun bedrijf zouden ze niet lang meer volhouden. Op 9 februari 1888 lieten Pieter van ’t Kaar, en Klaas IJff hun bedrijf ontbinden door notaris J. Dozy in Zaandam.
De molen werd overgedaan aan Meindert Kamphuijs uit Westzaan. Hij deed dat overigens met financiële steun van Pieter van ’t Kaar, want op 8 maart tekende hij bij notaris B.J. ten Cate in Zaandam een hypotheekacte, waarbij De Appelboom met zijn schuur en het bijbehorende pakhuis Het Fortuin als onderpand golden. Kamphuijs leende 1500 gulden en moest daarover met ingang van 1 januari 1888 vier procent rente betalen. Hij zou zijn schuld in jaarlijkse termijnen van 100 gulden aflossen .
Vijf jaar later was Kamphuijs zijn molen bijna kwijt. Vrijdag 3 november 1893 brak er om 9 uur ‘s avonds brand uit. Hoewel de vlammen al aan alle kanten uit de molen sloegen, slaagde de brandweer van Westzaan er in het vuur te bedwingen. “Dit was vooral te danken aan de grote spuit uit de Kerkbuurt, waarmede krachtig en hoog gespoten werd,” schreef het Zaanlandsch Nieuws-en Advertentieblad van 7 november. “Bij de andere spuiten liet dat veel te wensen over.”
Het blad gaf als oorzaak van de brand het heet lopen van de doppensteen. Een probleem waarmee het molenvolk ook al in de middaguren was geconfronteerd.
Kamphuijs was verzekerd en kon De Appelboom weer laten herstellen. De molen zou nog zeven jaar op zijn stek tegenover de watertoren blijven staan. Maar rond 1900 kwamen de onvermijdelijke slopers.
Op de afbeelding: De Appelboom, aqaurel Gerrit Mol, Wormerveer.