Dirk Jacobsz Banning verzekerde op 24 december 1733 zijn snuifmolen De Banning voor f. 1000,- tegen brandschade . Over de stichtingsdatum bestaat grote onduidelijk, maar vermoedelijk is de molen kort daarvoor gebouwd aan en ten oosten van de Reef ter hoogte van de Krabbelbuurt. Deze laatste aanduiding is rekbaar, want de Krabbelbuurt was tamelijk lang. Hij begon over de Weelsloot en liep door tot het Zuideinde. Momenteel is dit de J.J. Allanstraat.
In elk geval komt De Banning niet voor op de molenlijst, die drie schaatsenrijders in de winter van 1726 samenstelden.
HIj werkte tot zijn dood met De Banning. Toen op 3 januari 1739 de verf-en snuifmalers een eigen brandcontract begonnen en collectief uit het papiermakerscontract stapten, liet Dirk zijn molen ook overschrijven. De verzekerde som van de molen, die in 1736 al met 400 gulden werd verhoogd, werd op f. 1800,- gebracht .
Op 16 april 1771 overleed Dirk Banning. Hij bleek in een huis te wonen, dat vlakbij de molen aan de weg stond. Bovendien was hij eigenaar van 1/60ste part in de blauwselmolens De Blauwe Hengst en De Meijer, het omvangrijkste bedrijf in Westzaan. Uit de staat van inventaris van Banning komen de nodige gegevens over de snuifmalerij naar voren. De administratie van de eigenaar bleek niet honderd procent op orde, want er werden 14 vaten met snuif aangetroffen, waarvan niet bekend was wie de eigenaar was.
Dit blijkt vreemd, maar Banning bleek met zijn molen zogenaamde loonmalerij te bedrijven. Hij verwerkte dus partijen van handelaren in opdracht, maar ook werkte hij voor eigen rekening. Dirk Banning had dus niet precies geregistreerd welke partijen van wie waren.
In elk geval werden en 11 vaten met snuiftabak van hem zelf aangetroffen in een pakhuis, dat hij huurde. Hier stonden ook 187 vaten van de Amsterdammer Pieter Riet. In de molen zelf hing een balans met schalen en 550 pond aan gewichten. Ook stonden er 21 vaten snuiftabak, 56 vaten met losse snuif, 28 lege vaten, twee kuipen met ijzer beslag, 5 balen en 2 vaten van Abraham & Daniël Nunez Tavarez en nog vier vaten met rappé, een goedkope snuifsoort voor het gewone volk, waarvan de eigenaar eveneens onbekend was.
De gebroeders Nunez Tavarez waren grote opdrachtgevers. Zij stonden nog voor f. 1332,90 bij Banning in het krijt wegens maalloon. Ook Diego Ximenez Pereira moest nog f. 335,50 betalen. Vermoedelijk waren dit Portugese opdrachtgevers, die vanuit Amsterdam werkten. Pieter Riet moest nog twee jaar pakhuishuur betalen. Dat was f. 60,-. En Jan Baalde moest ook nog f. 941,30 afrekenen wegens maalloon.
Met Pieter Riet stond Banning ongetwijfeld op goede voet, want hij had f. 500,- van hem geleend op een obligatie. Ook moest Dirk Banning nog f. 88,- betalen aan zijn dorpsgenoot Jan Spat wegens maallloon. Spat was eigenaar van de snuifmolen De Jonge Dolfijn of Witte Troffel aan de Mallegatsloot. Het ziet er dus naar uit dat de Westzaner snuifmalers elkaars hulp in riepen als ze grote opdrachten niet zelf konden afwerken .
Jannetje Banning, de dochter van Dirk was de enige erfgenaam, zodat zij eigenaresse van de snuifmolen werd en ook het molenpart van de blauwselmolens erfde. De snuifmolen werd op f. 1925,- getaxeerd en het molenpart van de blauwselmolens op f. 3000,-. Jannetje was getrouwd met Willem de Lange en deze werkte ongetwijfeld al in het bedrijf van zijn schoonvader.
Kort na haar vader overleed Jannetje, zodat haar bezittingen verdeeld moesten worden. De Banning kwam toen in bezit van haar echtgenoot, terwijl het part van de blauwselmolens, waarin lading en negotie waren inbegrepen, gereserveerd werd voor Dirk en Neeltje de Lange, de kinderen van Jannetje en Willem. Dit betekende dat er in elk geval f. 3000,- voor hen apart werd gezet tot het moment dat ze meerderjarig waren
Willem de Lange sloot in het verfmalerscontract een nieuwe verzekering af voor f. 1400,-. Dit gebeurde op 10 mei en notaris Pieter Leur uit Westzaandam, die als administrateur van dit contract optrad, maakte de aantekening, dat de erven De Lange de molen hadden verkocht. De notaris maakte daarop een pijnlijk foutje, want toen hij op 25 juni van dat jaar de deelnemers aan het Verfmalerscontract inviteerde voor een etentje zond hij ook een uitnodiging aan Dirk Banning en figureerde Willem de Lange niet op zijn lijstje .
Toch was De Lange wel degelijk eigenaar van de molen, want in 1781 liet hij zich pas uitschrijven , maar hij bleef nog tot 1789 eigenaar van De Banning. Op 12 februari van dat jaar werd de molen voor f. 1045,- overgedragen aan Cornelis Boon uit Westzaan en burgemeester van de Banne Westzaan. Tegelijkertijd nam Boon voor f. 420,- aan los gereedschap over. Uit deze transactie bleek ook dat er een jaarlijkse windpacht van f. 6,00 moest worden betaald.
Met deze verkoop was iets vreemds aan de hand, want Boon liet de molen nog dezelfde dag overschrijven op naam van Cornelis Tavenier Csz. Deze moest er hetzelfde bedrag voor betalen .
Een maand eerder was Tavenier’s snuifmolen De Kwikstaart, die aan de Mallegatsloot ten westen van de Gouw stond, afgebrand. Hij was ook eigenaar van De Jonge Zwaluw, die eveneens aan de Mallegatsloot stond .
Met De Banning bleef Tavenier nog drie jaar actief. Op 29 maart 1792 verkocht hij hem aan de Amsterdammer van Italiaanse afkomst Matteo Bertarelli, die in 1786 het snuifmalertje De IJverige Rosina in Nauerna had laten bouwen. Bertarelli nam De Banning voor f. 2200,- over, wat wel aangaf dat de molen nog steeds in goede conditie was. Hij kreeg er twee akkers van 749 roeden bij en had vrij overpad over het land tussen De Banning en de weg .
Tot wanneer Bertarelli met De Banning is blijven malen is niet duidelijk. Na zijn overname zijn er alleen nog verkopen van belendingen gevonden.
Pieter Boorsma vond na 1807 niets meer vermeld over De Banning, maar op 9 mei 1809 werd hij nog genoemd als belending bij een landverkoop . Vermoedelijk is de molen kort voor 1819 gesloopt.
Banning
Type molen: snuifmolen
Plaats: Westzaan
Bouwjaar: 1733