De Bijenkorf verrees in 1685 aan de Pantepatterdopsloot, een zijsloot van de Pantepadsloot. Dit pad liep van de Zuiddijk in Oostzaandam het Oostzijderveld in en begon vlakbij de Burcht. De exacte standplaats van de molen is nooit achterhaald.
De windbrief voor deze pelmolen werd op 5 januari 1685 afgegeven op naam van Gerrit Simonsz Honig. Daarna valt een gat in de gegevens, maar op 22 maart 1721 werd de lading van de molen verzekerd door Pieter Simonsz Verveen . Of hij toen eigenaar of huurder was is niet duidelijk, omdat er geen verzekeringsgegevens zijn gevonden van de molen zelf. Op 22 maart 1729 werd Verveen door zijn broer Jan Simonsz Verveen uitgeschreven uit het ladingen contract. Twee maanden later werkte Gerrit Cornelisz Rijkers met de molen . Ook van hem is niet duidelijk of hij eigenaar was.
Maar op 5 juni 1733 verzekerde Adriaan Arisz Volger de molen, die voor 2400 gulden in het contract werd opgenomen. Met dat bedrag werd aangegeven, dat De Bijenkorf geen grote molen was. Pelmolens stonden toen over het algemeen voor f. 3000,- in de brandverzekering.
Met de peller achter het Pantepad ging het niet rooskleurig, want op 5 juni 1738 kreeg Adriaan Volger tijdens de jaarlijkse algemene vergadering van de deelnemers in het brandcontract van de overlieden het bevel “zijn vervallen molen te repareren.” Deed hij dat niet dan werd hij uit de verzekering verwijderd .
Gedurende deze hele periode bleek Volger de molen te verhuren aan Gerrit Rijkers. Deze zegde het huurcontract in 1742 op, waarna op 5 mei Albert Ales met de molen ging werken. Deze gegevens blijken uit het verzekeringscontract voor ladingen. Er is die dag wel iets wonderlijks aan de hand, want ook IJsbrand en Jan Volmer worden met De Bijenkorf in het ladingencontract ingeschreven, beiden voor een half part. Er waren op dat moment dus drie deelnemers met De Bijenkorf in het ladingencontract. Vermoedelijk werd met de vermelding van het deelnemerschap van de gebroeders Volmer bedoelt dat zij gezamenlijk een half part voor hun rekening namen, zodat zij in compagnieschap met Ales De Bijenkorf huurden .
In elk geval zouden zij niet lang met de molen werken. Een jaar later brandde De Bijenkorf op 14 mei tot de grond toe af.
Zoals gebruikelijk vond de schaderegeling snel plaats. Op 5 juni kreeg eigenaar Adriaan Volmer f. 1948,- uitbetaald van zijn collega-deelnemers. Hij moest f. 52,- eigen risico dragen, zodat de molen op de dag van de brand voor f. 2000,- verzekerd was .
De lading van de molen was in het pellerscontract. Hieruit werd een uitkering van f. 2271:15:- gedaan aan IJsbrand Volmer. Van de lading werd nog voor f. 344: 7:- gered uit de brand. Notaris Willem Hondius uit Zaandam, die tevens administrateur van het contract was, organiseerde de veiling, waarbij deze restanten werden verkocht. Op het moment van de brand waren er 68 molens verzekerd in het contract. De eigenaren moesten allemaal f. 29,- bijdragen in de schade, waardoor een bedrag van f. 1972,- werd binnen gehaald. De afwikkeling vond plaats in herberg Het Moriaanshoofd in Zaandam. Als extra kosten werden nog in rekening gebracht het plokgeld tijdens de veiling – de gebruikelijke premie voor het hoogste bod – die f. 7: 8:0 bedroeg en kosten voor de dorpsomroeper, zowel in Oost- als Westzaandam f. 2, 08:- en de verteringen in het Moriaanshoofd f. 18:14:-, terwijl notaris Hondius nog aan veilgeld en provisie f. 20:13:- in rekening bracht . Daarmee viel het doek over de molen. De Bijenkorf werd niet herbouwd.