Oliemolen De Blauwe Arend werd het slachtoffer van de vooruitgang. Claes Dirksz Blauw had op 7 april 1656 de windbrief ontvangen voor deze molen aan weg en Zaan, even ten noorden van de Mallegatsloot in Zaandam. De vrouw van Claes heette Trijn Arends, zodat zich hier het zeldzame geval voordeed dat de molen naar zowel de vrouw als de man vernoemd werd. Een ander curieus gegeven is, dat het bestek van De Blauwe Arend in januari 1657 werd gebruikt om een identieke dubbele oliemolen in ’s-Hertogenbosch te bouwen. Opdrachtgever was Gerardus van Rietveld, majoor in Den Bosch en Jan de Bakker de Jonge. Het hele Brabantse project werd aangenomen door de Zaandamse molenmakers Louris Lourisz en Teunis Joosten, die dus ook wel de bouwers van De Blauwe Arend in hun woonplaats zullen zijn geweest.
Deze molen hield het vol tot maart 1879. Toen moest De Blauwe Arend wijken voor de aanleg van het spoorwegviaduct over de Zaan in de nieuwe spoorlijn Zaandam – Purmerend – Hoorn.
Op 22 maart werd in café-restaurant Het Wapen van Amsterdam op de Dam in Zaandam de veiling van de molen gehouden. Deze veiling is interessant, omdat de molen in parten en brokken werd aangeboden, zodat heel wat bekend is over de inrichting.
In de ochtenduren liet eigenaar Martinus de Vries losse goederen en gereedschappen uit De Blauwe Arend onder de hamer brengen. Dat leverde f. 205,25 op. Zo werd molenmaker J. Vredenduin & Co uit Zaandijk voor twee gulden eigenaar van een waterbalie en tikte olieslager Cornelis Bon voor f. 36,- vier molenzeilen en het benodigde touwwerk op de kop. Dit was het topstuk Bon bemachtigde voor f. 2,- ook de bonkelaar, voor f. 2,50 de turfkist en voor vijf gulden werd Pieter Jansz Dekker eigenaar van een vlaggenstok met knop en twee loopplanken.
In de middaguren kwam de molen zelf onder de hamer. Het hele pand was in zeventien kavels opgedeeld. Dit waren:
1. Noorderschuur met berging voor 2400 hl zaad, turfschuur, met betimmering tot het achtkant en her oostergangentje, dat gemetseld is.
2. Zuiderschuur met berging voor 1200 hl zaad en oliebak.
3. Gang en kraangang met kraan, kraanketting en standers plus het hek ten zuiden van de molen, de regenbak en het gangetje.
4. Opstal molen met stelling, ijzeren bovenas, beste houten amerikaanse roeden, vier zeilen, bovenspil met wielen, wentelas met wiel, spaken, kransen en verder gaandewerk.
5. Pletterij met toebehoren
6. zo goed als nieuwe stenen legger met kuip en doodsbed.
7. 2 opstaande lopers met steenassen.
8. stenen spil, steenwiel, wervel, steenraam en strijkerswerk.
9. Voorslagvuisterplaat en vuister met roer en overwerk.
10. Naslagvuisterplaat idem.
11. Voorslag ijzeren blok met toebehoren.
12. Naslag ijzeren blok met toebehoren.
13. Stampersblok met zes stampers.
14. Zo goed als nieuwe stuitblokken en onderheiblokken met 3 dito onderstampers.
15. Goed werkende schelsaal met schel en veer.
16. Zuivere bascule met gewichten
17. Losse gereedschappen.

De koper mocht zich ook ontfermen over de heiplaten en de palen, waarop de molen stond, maar hij moest dan wel de gaten die in de grond ontstonden opvullen.
Bovendien werd nog een groot aantal veekoeken, die in de schuren lagen te koop aangeboden. De animo voor oliemolens was in 1879 al gering. Dat was waarschijnlijk ook de reden, dat De Vries probeerde de molen in onderdelen te verkopen. Maar tijdens de veiling bleek er eigenlijk maar één gegadigde: de Zaandamse sloper Cornelis Zemel Psz. Voor 3060 gulden kocht hij alle aangeboden nummers. De koeken waren inmiddels al grotendeels verkocht, zodat deze niet meer geveild werden. Slechts twee kleinere partijtjes bleven over, maar daar kon geen koper voor gevonden worden.
Zo eindigde De Blauwe Arend na 225 jaar trouwe dienst roemloos in de veilingzaal. Zemel was verplicht de molen binnen drie weken van het erf te halen. Daarna was er vrij baan om de spoorweg over de Zaan aan te leggen .