De Boerenjongen was een oliemolen aan de Noorddijk in Wormerveer. Het was de tweede molen voorbij de oliemolen De Witte Bijl, die later werd vervangen door stoomoliefabriek De Tijd.
Op 10 juni 1695 werd de windbrief afgegeven op naam van Pieter Woutersz Molenaar, maar al met kerstmis 1694 werd gestart met malen. Deze gegevens werden vastgelegd door schout en schepenen van de Banne Westzaan, die op 25 augustus 1695 de verbandacte van de molen opmaakten. In deze verbandacte werd de hoogte van de windpacht vastgesteld. Deze was voor De Boerenjongen 8 gulden per jaar. De molen vormde het onderpand in geval de eigenaar of zijn nazaten hun verplichtingen niet konden nakomen. De overheid kon de molen dan naasten .
Deze dubbele oliemolen werd van het begin af aan in rederij gedreven. Wie de mede-financiers van Woutersz waren is niet duidelijk, maar op 21 juli 1701 werd de lading verzekerd door Jan Dirksz Peereboom . Dit is de enige keer dat deze Peereboom werd genoemd. Op 7 juni 1711 verzekerde Pieter Woutersz de lading zelf in een ander contract. Het is mogelijk dat Peereboom één van de reders was, maar wellicht is de molen in 1701 verhuurd geweest. Woutersz sloot een verzekering voor de lading af, die hem een uitkering van 200 gulden per deelnemer garandeerde indien zijn molen door brand verwoest werd. Zelf stond hij ook garant voor 200 gulden, indien één van zijn collega’s een dergelijke ramp overkwam .
Toen op 14 juni 1727 het Olieslagerscontract voor ladingen werd opgericht werd De Boerenjongen ingeschreven door Aldert Pietersz Wout, een zoon van de stichter. Toen bleek ook dat De Boerenjongen een molen met een dubbel oliewerk was, want de lading werd voor f. 50,- verzekerd. Enkele oliemolens stonden op f. 30,- . Aldert was al sinds 1711 eigenaar van 1/3e part, dat hij toen van vijf Krommenieërs overnam. Zijn bezit zou uiteindelijk een half part worden. Dat deel erfde hij waarschijnlijk van zijn vader.
In elk geval was Aldert Wout op 2 juni 1733 voor de helft eigenaar van de molen, die toen door hem en Simon Moeriaan, die de andere helft bezat, voor f. 3000,- werd ondergebracht in het Olieslagerscontract voor molens, dat toen werd opgericht .
Klaas Wout, een zoon van Aldert, bleef tot 11 juni 1746 actief met De Boerenjongen, waarvan de lading toen werd overgeschreven op naam van Michiel de Groot & Co. Wanneer Moeriaan zich uit de molen terug trok is niet duidelijk . De Groot bleef tot 1770 met de molen werken en werd toen opgevolgd door Klaas Jorisz Ris, die ook papiermaker met De Soldaat in Wormerveer was.
Ris hield zijn belang maar kort, want op 23 december 1771 werkte de firma Gerrit de Lange & Zn uit Krommenie met De Boerenjongen, die toen werd gehuurd van Ris. De lading was inmiddels voor f. 100,- verzekerd . Een jaar later kocht De Lange de molen voor f. 8350,- van Ris. De zoons van Gerrit de Lange waren Maarten en Dirk, die elk voor een half part eigenaar zouden worden. Op 29 september 1796 verkocht Maarten zijn aandeel vor f. 2500,- aan zijn broer. De windpacht stond na honderd jaar nog steeds op dezelfde acht gulden per jaar als bij de bouw van de molen in 1694 .
Dirk de Lange overleed in 1805. De Boerenjongen was toen al vier jaar verhuurd aan de Zaandijker olieslager Jan Mol. Hij was een afstammeling van het Jisper kooplieden geslacht ne verzekerde de lading van de molen al op 11 mei 1801 . De Lange’s broer Maarten trad als executeur-testamentair op en verkocht namens de erfgenamen de molen voor f. 1725,- aan Jan Mol. De successierechten werden door hem al op 13 oktober 1805 betaald, zodat de verkoop toen al had plaats gevonden, maar de registratie voor schout en schepenen van de Banne Westzaan vond pas op 18 december 1806 plaats . De sterke prijsdaling was een gevolg van de zware economische tijden, die door de Napoleontische overheersing van Holland waren ontstaan. Door dat de Engelse marine de zee volledig beheerste was de aanvoer van zaad uit de Oostzee-landen vrijwel geheel tot staan gekomen wat desastreuze gevolgen had voor de Zaanse olie-industrie.
Mol verkocht de molen op 26 april 1810 aan Haike Mulder uit het Groningse Hoogezand. Deze betaalde nog 2500 gulden voor De Boerenjongen, het bijbehorende huis, de losse gereedschappen en 218 roeden erf . Mulder liet de molen waarschijnlijk afbreken en naar zijn woonplaats overbrengen.
In het Olieslagerscontract wordt vermeldt dat De Boerenjongen voor 14 juni 1814 werd uitgeschreven, terwijl de lading na 20 december 1809 al werd geroyeerd uit dit contract. De datum van 1814 lijkt mij aan de late kant. Mulder zal de molen ongetwijfeld zo snel mogelijk na de aankoop hebben laten afbrekenen vervoeren.
Boerenjongen
Type molen: oliemolen
Plaats: Wormerveer
Bouwjaar: 1695