Het bouwjaar van de paltrok De Bonsem ten oosten van de Watering en achter het mr. Cornelispad is onbekend. De molen werd pal naast oliemolen De Krab gebouwd. Op 28 februari 1647 vond een ongebruikelijke transactie plaats. Claes Cornelisz Joor kocht toen de helft van een houtzaagmolen van Symon Dirks Hol (of Stal) voor f. 850,- en ruilde de hele molen plus een houtschuit – Joor was dus al voor de helft mede-eigenaar – met Jan Pietersz Boom voor een erf aan het Rustenburg. Schout en schepenen van de Banne Westzaanen taxeerden molen en schuit samen op f. 1290,- en het erf op f. 1490,-. Joor deed dus een voordelige ruil. Of hij het verschil in contanten bijbetaalde is niet bekend. De molen stond ‘op de Kees Seemansveersloot, belend ten zuiden door die sloot en ten noorden door de Erven Gerret Stoffels. Aan de hand van deze gegevens kon worden vastgesteld dat het om De Bonsem ging . Daarmee is de levensduur van deze paltrok, die op 17 maart 1892 verbrandde, met 21 jaar verlengd, want Boorsma trof hem voor het eerst aan in januari 1668, toen hij voor f. 500,- door Jan Claesz Stierman werd verkocht aan Cornelis Pietersz Booij.
De molen was op 2 februari 1729 eigendom van een rederij, waarin Cornelis Willemsz Aal, Adriaan Aldertsz Wint en Jan Pietersz Dingsteen de partenhouders waren. De verzekerde som van De Bonsem bedroeg toen 1600 gulden .
De houthandel, die het drietal bedreef, werd inzet van een felle ruzie, nadat Adriaan Wint overleed. De molen kwam toen op naam van Cornelis Aal in de brandverzekering, die tijdens de algemene jaarvergadering van 2 februari 1741 een collectieve verlaging onderging. Dat was noodzakelijk doordat er een zware crisis in de houthandel was uitgebroken als gevolg van protectionistische maatregelen van de Engelse regering, die de import van wagenschot zo zwaar ging belasten dat de handel met dat land vrijwel stil viel. De Bonsem moest liefst 600 gulden van zijn verzekerde som prijsgeven en kwam voor f. 1000,- in de boeken .
Wint was toen al overleden, maar zijn erfgenamen en die van Jan Pietersz Dingsteen bleven Cornelis Aal tot 1757 – dus liefst zestien jaar lang – bestoken met notariële aanzeggingen en processen. Dat gebeurde ook nog nadat er een accoord was gesloten. Telkens weer eiste men de oude boeken van de firma op, omdat men het niet eens was met de uiteindelijke afrekening.
Op 23 november 1758 verkocht Cornelis Willemsz Aal De Bonsem voor f. 1700,- aan Jacob Groot. Deze was eigenaar geweest van de paltrok De Heerlijkheid van Cralingen, die aan het Papierpad vlak bij De Bonsem stond. Deze molen werd vermoedelijk in 1758 gesloopt.
Groot en Cornelis Aal waren op 16 juni 1757 beiden betrokken bij het padreglement dat toen voor acht molens aan het einde van het Mr. Keesenpad en het Blauwepad werd opgesteld. Het ging om de verfmolen De Grauwe Hengst, de zaagmolen De Zwarte Hengst, de oliemolen De Groene Ridder, de paltrok De Liefde of Hamburg, de oliemolen De Krab, de paltrok De Notenboom of Pijpkan en de molens van Aal en Groot.
Iedereen moest gebruik maken van het erf van De Grauwe Hengst. Alleen Jacob Groot kon aantonen, dat hij over het zogenaamde Papierpad naar zijn molen liep. Dit pad dankte zijn naam aan de papiermolen De Kauwer of Grauwe Papierbaal, die hier had gestaan. Er werd een onderlinge regeling getroffen voor het onderhoud van het pad en de brug over de wegsloot. Bovendien werd het de knechts van de molens verboden een pijp te roken als ze over het pad liepen .
De Bonsem doorstond de crisisjaren in het midden van de achttiende eeuw goed, hoewel de verzekerde som zelfs nog tot f. 800,- zou zakken. De prijs waarvoor Groot de molen in 1758 overnam was dus aan de hoge kant . Liefst 32 jaar bleef Jacob eigenaar van de molen. In juli 1790 verkocht hij De Bonsem aan Jacob Groot Schippersz, waarvan niet duidelijk is in wat voor familierelatie hij tot de verkoper stond. De verkoopprijs bedroeg f. 2200,-, waarin ook de prijs van grote stukken land zat. In totaal nam Groot Schippersz 2869 roeden aan akkers over .
Voor Groot Schippersz was De Bonsem de opstap naar een flink bedrijf. In 1800 kocht hij De Zwarte Hengst, een bovenkruier zaagmolen, die vlakbij De Bonsem stond. Toen hij deze in 1805 weer van de hand deed, nam hij de paltrok De Grauwe Eend en de zaagmolen De Walrot aan de Zaan over. In het noorden van de Molenbuurt bij de grens met Koog aan de Zaan.
In de vroege nachtelijke uren van donderdag 17 maart 1892 verbrandde De Bonsem door onbekende oorzaak De vlakbij staande oliemolen De Krab raakte door overwaaiend vuur ook in brand, maar de brandweer uit Koog, die assistentie verleende, slaagde er in dit brandje snel te doven . Een dag later al stelden de molenmakers Jan Otter en Jan Gras de schade vast voor het brandassurantiecontract voor molens aan de Zaan cum annex, in de volksmond beter bekend als het Papiermakerscontract. De molen was geheel verloren gegaan, wat een schade van f. 3950,- opleverde. De noorderschuur was ook flink verbrand (f. 700,-) en aan de zuiderschuur werd voor f. 150,- schade geconstateerd. In totaal moest het Papiermakerscontract f. 4800,- uitkeren aan eigenaar Piet Kluyver jr.
Bonsem
Type molen: zaagmolen paltrok
Plaats: Westzaandam
Bouwjaar: 1647