De Bonte Kraai figureerde met 533 andere molens op de lange lijst, die Jacob van Sante, Jan Pouwelsz Bont en Cornelis Pietersz Mens in de winter van 1726 opstelden tijdens een tocht op schaatsen door de Zaanstreek. Het molentje stond aan het Smaal ten oosten en op enige afstand van de huizen.
Boorsma ging er in Duizend Zaanse Molens nog vanuit, dat De Bonte Kraai in 1734 werd gebouwd, omdat hij vanaf dat jaar in het boek van de windrechten van de ambachtsheerlijkheid Oostzaan en Oostzaandam voorkomt.
De eigenaar was toen Jan Dirks Bakker, die overigens pas vanaf 29 april 1735 jaarlijks één gulden en vijftig cent aan de autoriteiten betaalde voor het gebruik van de wind. Hij deed dat tot 1754 en al die tijd was de molen als loodwit-en snuifmolen in het register ondergebracht. Loodwit – een verfstof, die na een gevaarlijk chemisch proces werd verkregen – werd slechts door enkele molens in de Zaanstreek geproduceerd. Pieter Boorsma vond er maar vier, maar De Witte Veer uit Zaandijk en De Bonte Kraai uit Oostzaandam moeten nog aan dit zeldzame lijstje worden toegevoegd.
Na Bakker kwam Claas Kroeger twee jaar in bezit van De Bonte Kraai en hij werd op zijn beurt opgevolgd door Kristiaan Swart – tot 1765 – en Willem Baans, die in elk geval tot 1801 met de molen werkte. In dat jaar stopt het register. Baans verbouwde De Bonte Kraai en ging er mosterdzaad mee verwerken.
Later bleek er ook schelpzand mee gemalen te worden, maar het ‘mostaardwerk’, zoals dat werd beschreven, bleef gehandhaafd. Op 1 februari 1813 verkocht de Koger winkelier Hendrik Winkelaar dit molentje voor f. 300,- aan Gerrit Dekker uit Zaandam .
Volgens J.W. Groot bestond De Bonte Kraai in 1817 nog, maar hij noemt helaas zijn bron niet.