Van de wagenschotzager De David of Koning David, die in Westzaandam ten westen van de Vaart en ten noorden van het Stickelpad stond werd nooit een windbrief gevonden. Maar op 6 januaari 1663 ontving Dirck Reijersz uit Sardam de verbandacte voor een wagenschotzager in zijn dorp. Als belendingen werden opgegeven ten zuiden IJsbrand Cornelisz Blauw en ten noorden Jan Pietersz. De eigenaar van de molen moest jaarlijks 3 pond Vlaamse Groten van 40 ’t pond – dat stond gelijk aan drie gulden – belasting betalen voor ‘het gebruik van de wind.’
In deze verbandacte werd gemeld, dat de rekenmeesters van Kennemerlant op 23 februari 1662 een windbrief hadden verstrekt, die Dirck had aangevraagd om een ‘wagenschotsaagmoolentje op sijn eijgen lant te stellen .’
Deze windbrief en verbandacte konden nooit aan een molen gekoppeld worden, maar het raadsel lijkt nu opgelost. Dirck Reijersz kreeg in 1671 ook de windbrief van de paltrok Salomo’s Recht of Koning Salomon en in 1685 dook hij op als eigenaar van de paltrok De Reus, die even ten noorden van het Stickelpad in Westzaandam stond. Dit was de noordzijde van de huidige Stationsstraat. In later jaren bleek hier ook de bovenkruier wagenschotzager De David of Koning David te staan. De bijbelse namen van de molens hadden allemaal met elkaar te maken. Dirck moet dus wel een godvruchtig man geweest zijn.
Op 8 augustus 1712 verkocht Simon Pietersz Rot een stuk sloot ‘beneffens de molen Koningh David’. Koper was toen Pieter Dircksz Reijersz. Toen op nieuwjaarsdag 1729 de nieuwe blaffert van de windpacht in de Banne Westzaan werd opgemaakt werd De David ingeschreven op zijn naam. Pieter Reijersz moest jaarlijks drie gulden belasting betalen. Drie jaar eerder werd Reijer Dircksz door drie schaatsenrijders nog gemeld als eigenaar van De Reus en De David.
Niet veel later stond De David op naam van Reijer Dircksz en zijn erfgenamen hielden op 6 september 1740 een houtverkoping bij de molen De David. De molen stond er dus al 28 jaar eerder en waarschijnlijk nog langer. De familie liet zich ook wel bij de achternaam Visser noemen, maar gebruikte meestal de naam Reijersz.
De boedelscheiding vond een jaar na de dood van Reijer Dirksz plaats op 2 juli 1741. In het quohier van de verponding – een plaatselijke belasting, stond de molen toen nog steeds op naam van Reijer Dirkcsz, die jaarlijks f. 10:13:0 moest betalen aan de Banne Westzaanen . Cornelis Jansz Dekker uit Westzaandam was één van zijn kleinkinderen en hij kreeg de molen met al het ongezaagde hout, het wagenschot en pijphout in de schuren. Om wat voor bedrag het ging is niet duidelijk, maar de nalatenschap moet groot geweest zijn, want er waren tien erfgenamen .
De Koning David was niet veel meer waard, want al een maand later – op 24 augustus – verkocht Cornelis Dekker de molen De Koningh David aan dorpsgenoot Cornelis Wit uit dezelfde gemeente . Deze nam met ingang van deze datum alle rechten en plichten over en moest f. 100,- betalen plus een windrecht van f. 3,-. Het ging hier om de windbrief van de molen, die Wit zou gebruiken om de pelmolen De Koning David in Oostzaandam te bouwen, die in 1742 begon te malen. De David in Westzaandam verdween derhalve drie jaar eerder dan Boorsma aangaf. De molen werd op 12 april 1742 uitgeschreven uit het quohier van de verponding, waarin een belasting van f. 10:13: 0 per jaar was vastgelegd. Die dag werd een ‘memorielijst van afgebroken gebouwen’ samengesteld door de schepenen van de Banne Westzaanen. Er werd bij vermeld, dat het erf leeg bleef en dat de ‘amotie’ in 1741 had plaats gevonden en op 24 februari 1742 werd de molen geroyeerd uit het register van de windpacht.
Bij de erven van De Reus en De David werd later de snuifmolen De Jonge David gebouwd, die zijn naam dus ontving op grond van het feit dat eerst Koning David hier had geregeerd.
Cornelis Wit, die deze molen in augustus 1741 kocht was niet de sloper van de molen. Hij maakte een leuke winst, want hij verkocht De Koning David voor f. 220,- aan Lourens Hooglander. Deze Zaandamse timmerman zorgde voor de afbraak. Zijn administratie is bewaard gebleven in het Molenmuseum in Koog aan de Zaan, zodat precies bekend is wat zo’n slooppartij allemaal inhield.
Hooglander moest 94 gulden en acht stuivers investeren om de paltrok van zijn ringmuur te halen. Daarna werd De Koning David in onderdelen verkocht. Dit leverde in totaal f. 716:00:4 op. Dit betekende voor Hooglander dus ook een winst van 172 gulden en 4 penningen.
David of Koning David
Type molen: zaagmolen paltrok
Plaats: Westzaandam
Bouwjaar: 1662