De Gekroonde Haring dateert van 1662. Op 7 maart van dat jaar ontvingen Abram Jacobsz Banning en Jan Jacobsz de windbrief. De paltrok was ingericht voor het zagen van balken. Pieter Boorsma noemt de naam Banning in Duizend Zaanse Molens, maar in zijn in 1939 verschenen boek Zaansche Windmolens noemt hij beide broers bij de achternaam Haring . Dit laatste lijkt mij ook waarschijnlijker, want De Gekroonde Haring bleef lang in het bezit van deze familie, waaraan de molen ongetwijfeld zijn naam dankte.
Op Nieuwjaarsdag 1703 verzekerde Dirck Cornelisz Haring de molen voor f. 400,-. Dat was een uitzonderlijk laag bedrag, zodat De Gekroonde Haring toen waarschijnlijk in slechte staat was. Haring liet de molen op 9 september 1718 uitschrijven, maar de paltrok verdween niet.
In 1726 noteerden drie schaatsenrijders op een lijst van 534 molens, die ze tijdens hun tocht door de Zaanstreek registreerden, dat Jan Haring eigenaar van de molen was .
Op 7 mei 1761 werd hij uiteindelijk verkocht aan sloper Jan de Vries, die namens Claas Heyn optrad en f. 900,- voor De Gekroonde Haring betaalde. Verkoper was Cornelis Muusz. Volgens de transportacte, die op 19 mei door schout en schepenen van de Banne Westzanen werd opgemaakt nam Claas Hendriksz Heyn – in de acte abusievelijk Hem genoemd – ook een trekzaagmolen op het erf van de Gekroonde Haring over .
In 1766 werd volgens onderzoeker J.W. Groot het lege erf aan en ten zuiden van het Haringpad verkocht. De molen stond nog ten oosten van het Rustenburg.