De stichtingsdatum van De Gekroonde Poelenburg werd niet gevonden, maar de molen dook in 1729 voor het eerst op in het register van de Windpachten van de Banne Oostzaanen met de vermelding ‘verschijnt ’t eerst 1 mei 1732’. Hier uit kan de conclusie getrokken worden, dat op die datum voor het eerst windpacht – met terugwerkende kracht – werd betaald voor De Gekroonde Poelenburg. De pacht werd betaald door Pieter Jochemsz Poelenburg, die jaarlijks 8 gulden moest afdragen. Dat bleef hij liefst 43 jaar doen. Poelenburg was ongetwijfeld de bouwer van de molen. Dankzij de vondst van de gegevens over de windpacht is de levensduur met vier jaar verlengd. In het standaardwerk Duizend Zaanse Molens van Pieter Boorsma werd 1733 aangehouden, omdat op 11 juli 1733 de paltrok op naam van Pieter Poelenburg werd ingeschreven in een brandverzekering.
De paltrok balkenzager, die tegenwoordig op het erf van de voormalige pelmolen De Grootvorst aan de Zaanse Schans staat, werd vlakbij het Weerpad en aan de Gouw in het Oostzijderveld gebouwd. Hij stond dus dichtbij Oostzaan.
Poelenburg bleef eigenaar van de molen tot 1772, toen de windpacht door Jan Muusz werd betaald. Hij werkte maar vier jaar met de paltrok, die daarna in handen kwam van Cornelis Joor,die op zijn beurt in 1789 werd opgevolgd door Pieter Joor, waarschijnlijk zijn zoon. De gegevens over de windpacht lopen tot 1801 en tot dat jaar bleef Pieter Joor deze belasting betalen. Vanaf 1729 werd de hoogte van het bedrag nimmer gewijzigd. Dat bleef 8 gulden .
Op 25 september 1880 werd de Gekroonde Poelenburg opnieuw in veiling gebracht. Eigenaar Martinuns Pieter van Heynsbergen was van Zaandam naar Delfshaven verhuisd.
Van Heynsbergen was op 16 maart 1876 in bezit van de molen gekomen, toen zijn zwager Arend Latenstein van Voorst de molen kocht. Latenstein van Voorst was zelf ‘houtzager om loon’ en trad voor zijn minderjarige zwager op tijdens de veiling in het Wapen van Amsterdam, waarbij de erfgenamen Van Heynsbergen het onroerend goed te koop aanboden. De Gekroonde Poelenburg bleef dus in de familie. Martinus moest er f. 2275,- voor betalen. Bovendien werd hij eigenaar van een open houtschuit voor een bedrag van f. 221,- .
De Zaandijker koopman Willem Frederik Dil nam vier jaar later de honneurs voor hem waar, toen de molen opnieuw te koop werd aangeboden. Maar er was geen belangstelling voor de oude paltrok. De verkoping moest worden opgehouden . Wel gingen er wat roerende goederen van de hand. De Gebroeders van de Stadt kochten de open houtschuit voor f. 203,-. Cornelis Meester ontfermde zich voor 27 gulden over een roeischuitje met riemen. Timmerman Pieter Lak kocht een houtvlotje en de makelaar Johan van der Goot nam voor 30 gulden een roeischuitje over .

De molen ging op 11 december 1903 in vlammen op. De Zaanlandsche Courant van die vrijdag meldde: “Daar het gevaarte in een minimum van tijd in volle vlam stond was er niet meer aan heet behoud te denken. Er was niet veel meer te doen voor de brandweer dan heet aanwezige hout van vuur te vrijwaren. Vier spuiten waren uitgerukt. De molen brandde ’s ochtends al voor het werkvok aanwezig was. Gisteravond tot half negen was er gemalen. Toen was alles gecontroleerd en was er niets bespeurd.
En dan staat hij de volgende dag om zes uur in vuur en vlam; een zaakje dat te denken geeft of hier geen kwaadwilligheid in het spel is. De niet hoge verzekering van één en ander is voor de eigenaar van niet geringe schade, temeer wijl hij met deze molen zijn eenige bestaan vond.”
Het Zaanlandsch Nieuws-en Advertentieblad voegde er nog aan toe: “Om half zeven luidde de klok wegens brand in loon-houtzaagmolen De Poelenburg. De brandweer moest halverwege het Weerpad over zeer drassig land en met planken voor twee sloten. Men kon niet veel uitrichten. Het duurde geruime tijd voor de molen instortte.”

Eigenaar J. Prinsze kocht de paltrok De Locomotief, die in Koog aan de Zaan in het verlengde van het Relkenpad – nu Reëelenstraat – stond. (zie Locomotief).
De Locomotief verhuisde naar Zaandam zuid en kreeg op het erf van De Gekroonde Poelenburg een nieuwe standplaats. Bovendien kreeg hij daar ook de naam van de afgebrande paltrok.
Prinsze had het vak geleerd van zijn vader, die nog met de Notenboom of Pijpkan in het Westzijderveld dichtbij Koog aan de Zaan had gewerkt .
Maarten Prinsze verkocht De Gekroonde Poelenburg in 1931 aan de Amsterdammer A.J.I. Kettenis. Ook dit was een telf uit een oud zagersgeslacht. Zijn vader was eigenaar van paltrok De Eenhoorn, die aan de Achterweg bij de Nassaukade in Amsterdam stond.
De Gekroonde Poelenburg raakte steeds meer in het gedrang. De aanvoer van hout door de sloten van het Oostzijderveld werd steeds moeilijker en de stadsuitbreiding van Zaandam deed de rest. In 1964 werd de toen zwaar vervallen molen overgeplaatst naar de Zaanse Schans, waar hij nu nog steeds staat.
Bij deze overplaatsing ging de zgn getrapte weeg – de overnaadse betimmering – verloren. Vermoedelijk in verband met de kosten. In 2005 werd een grondige restauratie van De Gekroonde Poelenburg ter hand genomen, waarbij de oude stijl van de betimmering werd terug gebracht. Aan de hand van laboratorium-analyses van verfresten, die op de molen werden aangetroffen, kon ook de oude groene kleur, die De Locomotief op zijn standplaats in Koog had, worden gereconstrueerd.
Op de foto: De Gekroonde Poelenburg deels met de oude zwart geteerde houten kast en deels met de nieuw aangebrachte en groen geschilderde betimmering. De foto werd gemaakt op zaterdag 21 mei 2005.