Jan Cornelisz Korf was de stichter van de De Gekroonde Vischkorf, waarvoor op 12 maart 1726 een windbrief werd afgegeven. Deze windbrief werd gemeld door de Zaandamse onderzoeker J.W. Groot (begin 20ste eeuw), maar werd nooit gevonden. Deze Korf stond ook bekend onder de naam Korver. Zo werd hij in elk geval genoemd in de zogenaamde schaatsenrijderslijst, die in de winter van 1726 werd gemaakt en waarop 534 molennamen en eigenaren in de Zaanstreek geregistreerd staan. Op deze lijst stond De Gekroonde Vischkorf als grenen balkenzager vermeldt.
Van aanzienlijk vroegere datum is een inschrijving in een assurantiecontract bekend. Op 4 mei 1720 trad Korf gelijktijdig uit en in de verzekering. Hij liet die dag dus een nieuwe polis maken., maar welke veranderingen er werden aangebracht is onduidelijk. Op 7 februari 1723 dook Korf weer op in een assurantiecontract, waaruit De Gekroonde Vischkorf op 19 juni 1730 werd geroyeerd. De molen was toen eigendom van de Weduwe Jan Cornelisz Korf. Dit was Grietje Pieters Taan. Er werd genoteerd, dat de molen was verkocht, maar de koper bleef onbekend .
Jan Cornelisz Korf was in 1718 met Grietje getrouwd en overleed in 1729. Hij was toen nog maar 34 jaar oud. Zijn weduwe trad vier jaar later voor de tweede maal in het huwelijk. Dit keer met Reyer Claasz Ven, de eigenaar van de pelmolens De Korf in Oostzaandam en De Valk in Oostzaan. Grietje zou in 1776 op 79-jarige leeftijd overlijden .
De Vischkorf hield daarna nog 21 jaar stand, maar werd toen toch onderuit gehaald. De schatrijke Amsterdamse koopliepen Paulus en Abraham Pelt hadden hem in 1751 gekocht om naar Riga te vervoeren. De Staten Generaal staken daar echter een stokje voor en verboden dit. Op 8 augustus 1754 werd de molen geveild: “Een houtzagersmolen, genaamt De Gekroonde Vischkorf, leggende in staat om vervoert en opgezet te worden, ter plaatse waar hij is afgenomen. Leggende tans met de gereedschappen daar deselve gestaan heeft.” De molen lag dus nog steeds op zijn eigen erf. Dat was ten oosten van de Zuiderwatering en ten noorden van de Schapenpadsloot. Deze sloot liep even ten noorden van het Zeemanspad, de huidige Zeemanstraat. De bovenkruier zaagmolen De Jonge Timmerman – beter bekend als Teek – was zijn buurman.
Gerrit Visser werd koper van De Gekroonde Vischkorf. Hij betaalde er 2125,- gulden.
Boorsma wist nooit te achterhalen wat er daarna met de molen gebeurde, maar J.W. van Sante – schrijver van Het Dagverhaal van Aafje Gijsen – kwam er wel achter. Visser liet de molen weer opbouwen op de werf van de bovenkruier balkenzager De Breeuwer, ten zuiden van het Meester Cornelispad halverwege weg en Zaan.
Deze Breeuwer had hij in 1749 overgenomen van de familie Volger en laten slopen. Visser was ook eigenaar van de paltrok De Dienst Jacobs, had in 1785 zes koopvaardijschepen in de vaart, kocht in 1774de oliemolen De Vos in Westzaandam en breidde zijn houtzagerij in 1783 nog uit met de aankoop van De Oranjeboom of ’t Spintje, die ook in Westzaandam stond.
Nadat hij in 1794 overleed erfde zijn zoon Dirk zijn hele bezit .