De windbrief voor De Gooier of Harlekijn, zoals hij ook wel werd genoemd, dateert van 20 april 1644, maar al op 15 mei 1643 was deze oliemolen in bedrijf. Die dag bekende Jan Jansz IJff uit Westzaan 1000 gulden schuldig te zijn aan de Amsterdamse meesteer scheepstimmerlieden Claes en Jacob Cornelissoon Raves, waarvoor hij f. 45,- per jaar aan losrente moest betalen. Onderpand voor deze hypotheek was een oliemolen met erf in het Zuideinde van Westzaan. Uit latere transacties bleek dit De Gooier te zijn. Op 18 januari 1663 kocht Claes Jansz IJff de molen, die even ten westen van de Gouw stond en ten noorden van de sloot, die in het verlengde van de Papenpadsloot in Westzaandam liep. Hij betaalde slechts f. 750,- aan Jan Jansz IJff, kennelijk zijn broer . IJff verbouwde De Gooijer tot papiermolen. Tachtig jaar lang bleef de molen dit bedrijf uitoefenen, toen werd Auwel de Jong eigenaar en hij liet in 1743 een verbouwing tot pelmolen uitvoeren .
Bovendien wijzigde hij de naam van de molen, die hij voortaan De Jongeling noemde, maar in de volksmond bleef het De Harlekijn . Op 27 november 1772 ging de molen in vlammen op. In de Brandkroniek van DZM staat deze brand op naam van De Jongeling. Met deze gegevens is de levensduur van De Gooijer met 85 jaar verlengd en moet De Jongeling definitief van de lijst van Westzaner molens worden geschrapt. Boorsma noemt de molen apart, hetgeen onjuist is.