De paltrok wagenschotzager Graaf Floris achter en ten zuiden van het Noorderkerkpad – de huidige Parkstraat – in Westzaandam dankte zijn naam aan één van de bouwers van de molen. Dit was Floris Jacobsz, die op 5 juni 1692 met Marretje Cornelis, weduwe van Jacob Rengersz de windbrief kreeg. Dit was ongetwijfeld de moeder van Floris.
De naam Graaf Floris had ook nog een andere betekenis, want in de directe omgeving van de molen stond ook nog de paltrokken De Gerechtigheid en De Gerrit van Velzen. De namen hadden een onderlinge verbintenis. Gerrit van Velzen was namelijk één van degenen, die Graaf Floris om het leven brachten. Hij werd gepakt en vond in een ton, die vol geslagen was met draadnagels en gruwelijk einde, nadat de ton dagenlang heen en weer was gerold. Dit heette in de dertiende eeuw ‘gerechtigheid’.
De Graaf Floris werd op 24 april l726 voor f. 1600,- verzekerd . Dit contract bleek op 28 februari 1726 al opgericht, maar de stichtingsacte werd pas in april opgemaakt, hetgeen blijkt uit de aantekening ‘met terugwerkende kracht tot 28 februari 1726’. De eigenaar van de molen was Jacob Jacobsz Slom, die tot 28 februari 1726 met De Graaf Floris bleef werken. Op die dag liet hij zijn molen uitschrijven uit het brandcontract, waarin de paltrok toen voor f. 800,- verzekerd was. Slom ontving die dag een bedrag van f. 66: 6;- aan afgedragen premies retour . Premie-betaling was toen nog een zeldzaamheid. Vrijwel altijd werden de brandschades hoofdelijk omgeslagen en moesten binnen zes weken na de brand uitbetaald worden.
De molen De Graaf Floris hield stand tot 1750, wat blijkt uit een contract, waarin de afbraak werd geregeld en vast gesteld werd dat hij niet meer opgebouwd zou worden. Op 15 december werd deze overeenkomst getekend door Dirk Simonsz Dekker en Jacob Maartsz Noome en Evert Nikkel. Beide laatsten waren toen eigenaar van de molen en deden hem over aan Dekker op voorwaarde, dat de molen gesloopt werd en dat er nimmer meer een molen op het erf gebouwd zou worden. Dekker nam ook de bijbehorende landerijen en de schuur over. Deze schuur mocht blijven staan en in geval van ‘verrotting’ vervangen worden door een schuur van dezelfde afmetingen, maar niet groter, en op dezelfde plaats. Op het moment dat de acte getekend werd was de molen al verdwenen .
Dirk Simonsz Dekker was in 1761 burgemeester van Westzaandam. Hij investeerde toen op 10 augustus f. 8000,- in ‘een negotie in handel in hennip en alles wat daar toebehoort.’ Hij mocht geen rente over dat bedrag rekenen, maar hij behoefde ook nooit meer dan 8000 gulden te investeren. Minder kon wel als bleek, dat dat voldoende was om de handel te drijven. Zijn partners waren Cornelis Moolenaar Gsz en Arent Dekker. Deze kwamen volgens de stichtingsakte uit Westzaandam en Krommenie, maar wie nu de Krommenieër was is nog niet uitgemaakt. Hoewel Moolenaar en Dekker niets investeerden werden ze wel voor een derde part eigenaar van het bedrijf. Zij deden alle werkzaamheden. Arent Dekkere werd als boekhouder aangesteld. Cornelis Molenaar moest het memoriaal bijhouden .