Er stonden in Westzaandam ooit twee Grauwe Hazen. Beiden waren paltrok en balkenzager. De Grauwe Haas, die hier beschreven wordt, stond ten oosten van de Vaart achter het Botenmakerspad en bestond al in 1660. In 1726 werd hij door drie schaatsenrijders op een lijst van 534 molens, die zij passeerden, genoteerd met Claas Cornelisz Joor als eigenaar. Volgens deze ooggetuigen was de molen toen echter wagenschotzager, hetgeen in hield dat hij eiken balken tot dunne planken voor o.a. beschot en rijtuigbouw verwerkte.
Op 9 januari 1794 viel deze Grauwe Haas in handen van Jan de Jager, die er f. 450,- voor betaalde. Dat was een slecht voorteken en dat klopte, want deze jager was ook sloper, zodat het met De Grauwe Haas snel gebeurd was. Het erf bleef eigendom van de laatste eigenaar en werd nog genoemd in de boedelscheiding van Grietje Joor, die op 28 juli 1808 plaats vond: “Een ledig Erv, waarop de Molen de Grauwe Haas heeft gestaan.”