De Grauwe Nachtegaal werd op 1 februari 1691 geveild. Jan Jansz Potas kocht de molen toen voor een bedrag van slechts f. 550,-. Na zijn dood in 1746 kwam de molen in bezit van zijn zoon, die ook Jan heette. In de boedelbeschrijving van 2 april van dat jaar werd De Grauwe Nachtegaal op f. 950,- getaxeerd. De molen stond aan en ten zuiden van de Blauwe Padsloot, dus in het noorden van de zogenaamde Molenbuurt, zoals de huidige Westzijde toen werd genoemd. Pieter Boorsma kon de molen daarna niet meer vinden, maar De Grauwe Nachtegaal werd in zijn boedelbeschrijving nog genoemd. Jan Potas jr. overleed op 22 oktober 1773. Hij bleek ook eigenaar van de paltrok De Twee Gebroeders aan de Papenpadsloot, de bovenkruier balkenzager De Blauwe Arend en de oliemolen De Olievos, die ook aan het Blauwe Pad stonden. Potas liet een vermogen van f. 84.000,- na. De twee huwelijken van Jan jr. met Maritje Jans Nen en Barbertje Jans Veen waren kinderloos gebleven.
Daarom schonk hij De Grauwe Nachtegaal en De Blauwe Arend aan Cornelis Visser, de minderjarige zoon van Gerrit Visser. Dit was een koopman met belangen in de papierindustrie. Hij behoorde tot de groep reders, die in Zaandijk de papiermolen De Visser aan het Guispad stichtte en beheerde.
Cornelis Visser kreeg De Grauwe Nachtegaal ‘om niet’, terwijl De Blauwe Arend op f. 1805,- getaxeerd. Het erfdeel van Visser was f. 2625,-, zodat hij ook nog f. 775,- in contanten kreeg .
Over de datum van sloop is van deze molen niets bekend.