De Groene Molen was een paltrok wagenschotzager, die in de Molenbuurt ‘omtrent het Bakkerspad naast De Blauwe Arend’ stond. Het Bakkerspad werd later bekend als het Blauwe Arendspad en liep net ten noorden van de latere spoorlijn naar Hoorn.
Over de standplaats van deze onbekende grootheid heerste lang veel verwarring. Pieter Boorsma vond helemaal niets over De Groene Molen, die hij ook niet vermeldde in zijn standaardwerk Duizend Zaanse Molens.
Op 4 juli 1680 werd deze De Groene Molen door de erven Cornelis Pietersz Boij, die ook onder de naam Kees Koeter bekend stond, uit Zaandam verkocht aan Jan Dirksz Gijsen. Daarbij veranderde ook een huis, hooihuis, houttuinen en erf van eigenaar voor f. 4410,-. De eigendommen lagen ‘in het noordeinde van de Molenbuurt aan de Zaan, belend ten zuiden door de Walrot en ten noorden door Frans Walichsz Boij’. Tegelijkertijd ging ‘een houtzaagmolen, genoemd De Groene Molen met twee stukjes land van 370 ½ roeden, waar de molen op staat, belend ten zuiden en ten noorden door de erven van Claes Sijmonsz van der Busch.’ van de hand.
Deze belendingen deden vermoeden dat De Groene Molen aan de Zaan stond, maar niets is minder waar, omdat zowel De Walrot als De Blauwe Arend aan de rivier stonden, maar in dat geval had ook oliemolen De Witte Zwaan moeten worden genoemd. Deze stond tussen deze twee molens in.
Het raadsel werd opgelost door de vondst van een verkoopacte van paltrok De Grauwe Eend. Op 5 mei 1763 Guurtje Pieters Sem, de weduwe van Michiel de Boer al haar onroerend goed aan haar zwager Aris de Boer. Daarbij was niet alleen een half part in De Grauwe Eend en43/64ste part in de bovenkruier zaagmolen De Dickert aan de Mallegatsloot maar ook de helft ‘in ’t land van de moolen De Groen met desselfs akkers, mede aldaar gelegen, belent ten zuiden Jan Hartog en de moolen de Hengelaar, ten noorden de sloot van ’t Bakkerspad, ten oosten de verkoopster en ten westen de Waatering .’
Oliemolen De Hengelaar stond aan de Watering en daar moet De Groene Molen dus ook gesitueerd worden. Op het erf van De Hengelaar werd later de pelmolen De Walvisch gebouwd. Tussen deze molen en de Blauwe Arendspadsloot lagen nog twee akkertjes en op één van deze twee akkers – vermoedelijk de eerste vanaf De Hengelaar – heeft De Groene Molen gestaan.
Over de diverse eigenaren is inmiddels ook het nodige gevonden.
Willem Adriaansz Volger kocht De Groene Molen op 31 juli 1672 van Gerrit Claesz Hartogh voor f. 2200,- . Hartogh bleek twee jaar later overleden. Zijn weduwe Trijn Gijsen verkocht op 25 november 1674 de molen toen voor f. 1975,- aan Gerrit Claesz Koeter. Bij deze transactie bleek dat Volger Hartogh indertijd een hypotheek van f. 1000,- had verstrekt, want in het contract met Koeter werd vastgelegd, dat hij op 1 mei 1675 f. 475,- aan Volger moest betalen en een jaar later nog eens f. 475,-. Er was dus nog maar f. 25,- afbetaald. Bij langer uitstel van de afbetaling werd een rente van 3 ½ procent per jaar vastgesteld en een opzeggingstermijn van drie maanden .
Na de transactie van 1680 werd het 35 jaar stil rond De Groene Molen, maar verdwenen was hij niet, want op 3 oktober 1715 werd hij weer genoemd als zuidelijke belending van twee akkers van 800 roeden, die door IJsbrand Sluyk aan Claas Dirksz Noomen werden verkocht .
Tenslotte noemden de drie schaatsenrijders Jacob van Sante, Cornelis Mens en Jan Bont, die in 1726 hun lijst van 534 molens samenstelden nog de ‘palsrock wagenschotzager’ De Groen met Walig Coenas als eigenaar. Hoogstwaarschijnlijk ging het hier ook om De Groene Molen .
Uiteindelijk werd de molen dus ook nog genoemd in 1763, maar hier ging het om een vermelding van de verkoop van ‘het land van De Groene Molen’. Dit wil niet zeggen, dat de molen er toen nog stond. Vermoedelijk was dit wel het geval, want als molens van hun erf werden gehaald luidde de term bij verkoop van het molenerf altijd ‘daerop de molen heeft gestaan’. Dit was bij deze verkoop niet het geval. Mij lijkt het dat De Groene Molen op een gehuurd erf stond en in 1763 nog aanwezig was.