De Groene Veer werd als tabakstamper gebouwd ten westen van de Euverenweg in het zuideinde ten oosten van de huizen. Jan Jansz Bakker verkocht de molen op 19 november 1709 aan Dirk Bartelsz, die er maar 225 gulden voor betaalde. Groot was De Groene Veer dus niet. Na 2 juni 1729 vond Boorsma geen gegevens meer over dit molentje, maar op 27 mei 1751 werd De Groene Veer door de voogden over de kinderen van Cornelis Gijsen verkocht aan Cornelis Vis uit Koog en Dirk Span uit Oostzaandam. De prijs was gedaald tot f. 140,- . Negen jaar lang bleven zij samen met dit molentje werken. Vis, die ook belangen had in de Koger veerzager De Tulp en de wagenschotzager De Groene Jager, die ook in dit dorp stond. Op 27 november 1760 werd de overdracht van een half part in al deze molens voor schout en schepenen van de Banne Westzanen vastgelegd. Cornelis Vis verkocht een half part in de molens aan Dirk Span, die er in totaal f. 1000,- voor betaalde .
Uit deze acte bleek ook dat voor De Groene Veer een jaarlijkse windpacht van f. 2,- moest worden betaald. Dat bedrag gaf aan dat De Groene Veer een kleine molen was.
Span bleef nog drie jaar met De Groene Veer weren en verkocht hem toen op 29 september 1763 voor slechts f. 200,- aan Claas Arentsz Noomen uit Westzaandam. Dirk nam dezelfde dag De Kleine Poort, een veerzagertje achter het Relkenpad in Koog, over van Jan Fut Verwersz en IJsbrand Verwer, die ook als gemachtigden optraden voor Aagje Cornelis, de weduwe van Jacob May. Zij waren de enige erfgenamen van Jacob Verwer uit Koog. Dirk betaalde voor zijn nieuwe bezit f. 250,-, maar hoefde nu niet meer elke dag de lange wandeling naar Westzaan te maken .
De levensduur van De Groene Veer werd met de vondst van al deze gegevens in elk geval met 34 jaar verlengd.