De naam van de paltrok De Groenlandsche Visserij in Westzaandam verwees uiteraard naar de walvisvaart, waar de stichter van de molen kennelijk ook belangen in had. Dit was Cornelis Claesz Groot, die op 16 september 1717 de windbrief had ontvangen. De molen stond achter het Bakkerspad. Op het erf werd later de Groenlandkade in het centrum van Zaandam aangelegd. Het verzorgingstehuis Groenland is vernoemd naar de molen, die onder deze naam bekender werd dan onder zijn doopnaam De Groenlandsche Visserij.
De familie Groot zou zeer lang met de molen actief blijven. Op 28 mei 1733 verzekerde Claes Cornelisz, een zoon van de stichter, de molen voor f. 2000,-. Hij werd in 1776 opgevolgd door zijn zoon Cornelis Claesz Groot en deze verkocht De Groenlandsche Visserij in 1801 aan Arend Mul. Diens zoon Klaas deed de molen op 18 juli 1825 over aan Hendricus Engelbertus Breroo, een houtkoper uit Zaandam. Hij betaalde er f. 4000,- voor .
Breeroo zal daarbij wel geholpen zijn door zijn vader Hubertus, want hij was op dat moment nog maar 23 jaar oud. In die periode werd men pas meerderjarig als men 25 jaar werd. Vanaf dat moment kon er ook zelfstandig gehandeld worden. In de verkoopacte, die door notaris J. Evenblij uit Zaandam werd opgemaakt zijn echter geen bijzondere vermeldingen ten aanzien van de financiering van de koop opgenomen. In elk geval bleef Henk Breeroo zijn levenlang met de molen werken.
Hij trouwde op 12 september 1830 met Dieuwertje Swart, een dochter van de Zaandijker olieslager Pieter Swart en zijn tweede vrouw Teuntje Peereboom. Het huwelijk van Henk en Dieuwertje bleef zonder kinderen. Daarom verviel de molen na zijn dood op 29 augustus 1877 aan zijn schoonzuster Maartje Swart uit Zaandijk, die met de boekhandelaar Jan Heynis was getrouwd. Zij was toen al 77 jaar. Al haar zes broers en zusters waren al overleden.
De 80-jarige Heynis liet de onroerende goederen van Breeroo op 13 oktober 1877 in veiling brengen. Daaruit bleek dat de eigenaar van De Groenlandsche Visserij een welgesteld man was geworden. Behalve de molen, de loodsen en het bijbehorende water werden nog een aantal zaken geveild. Dit waren: een weiland van 1403 are en 64 ca in het Westzijderveld; de brug voor huis 804 in de Westzijde op het Bakkerspad; een tuin met vruchtbomen, huis en schuur; koopmanshuis nr. 677 met bleekveld vooraan de Heerengracht; huis 678 op de Heerengracht.
Ten aanzien van de molen was bepaald dat de verkoop per 1 november zou zijn, waarbij de nieuwe eigenaar f. 21,80 moest betalen voor het patent van houtzagen met een windmolen. Dit patent was geldig tot 1 mei 1878. Bovendien werd het recht vastgelegd om op het volgende perceel te gaan en naar het omdat land gelegen water om houtvlotten vast te leggen. Bovendien mocht op dit perceel – het aangeboden weiland van 1403 are – niets gebouwd of geplant worden.
Jan Schuddeboom uit Koog aan de Zaan kocht de molen voorf. 4600,-. Hij was ‘buiten beroep’ en begon dus kennelijk aan een nieuwe carrière. Het weiland werd voor f. 2040,- door landbouwer Pieter Prinsze gekocht; houtzager Carel Schuyt kocht voor f. 2200,- de brug en de boomgaard met huis en schuur. Boekdrukker Aris Stuurman werd voor f. 4222,- eigenaar van het koopmanshuis op de Heerengracht en het andere pand aan deze straat ging voor f. 1110,- naar horlogemaker Leendert Koster. In totaal bracht de veiling f. 14.172,- op .
De molen zou nog 16 jaar in bedrijf blijven, maar in 1894 ontsnapte ook De Groenlandsche Visserij niet aan de sloper.