De Hengelaar was een kleine achtkante lattenzager ten noorden van de Hoogendijk, aan het deel dat later bekend werd als Noorder IJdijk en Westzanerdijk. Pieter Boorsma trof de bovenkruier uitsluitend aan in een assurantie-contract dd. 26 januari 1809 op naam van Simon en Arend Noomen. De Hengelaar werd echter al in 1777 genoemd, toen de Oostzaandamse schoolmeester en landmeter Jacob Oostwoud opdracht kreeg de zeedijken in kaart te brengen, nadat er in de twee voorgaande jaren hoogwatervloeden waren geweest, waardoor doorbraken gevreesd werden.
Oostwoud registreerde alle erven langs de Hoogendijk vanaf de Dam en de Westzaner Zeedijk tot Nauerna. Tussen dijkpaal 21 en 22 lag het erf van de lattenzager van Dirk Noomen. Dit was De Hengelaar. Het was het tweede erf ten westen van de Watering. Het eerste erf was onbebouwd en heette Het Kerkeland, zodat het ongetwijfeld eigendom van de kerk was of was geweest .
Dirk Arentsz Noomen verzekerde De Hengelaar drie jaar later op 1 juni 1780 voor de Westzaanse notaris Simon Jongewaard in een assurantie-contract. Op 7 juli 1803 werd De Hengelaar in dit contract overgeschreven op naam van zijn zoons Simon en Arend. De levensduur van deze molen werd daardoor met 29 jaar verlengd.
Met De Hengelaar werd zogenaamde loonzagerij bedreven. Handelaren leverden partijen hout af, die tot latten verwerkt werden. Zo verzekerde Isaac Akkerman, eigenaar van De Otter, op 21 december 1874 een partij hout voor f. 500,-. Een jaar later werd de polis verhoogd tot f. 1000,- en dat bleef zo tot 21 december 1886. De verzekering liep via assurantiekantoor Van Orden in Zaandam. Ook de Westzaanse firma Adriaan de Lange & Zn. maakte gebruik van De Hengelaar. In 1876 en 1877 werd een polis ter verzekering van ‘houtwaren in de schuren van lattenzager De Hengelaar’ afgesloten ter waarde van f. 300,-.
De molen was toen eigendom van Jan Pekelharing, die in augustus 1874 was overleden. Zijn weduwe M. van den Dongen plaatste onmiddellijk een advertentie in de Zaanlandsche Courant met de mededeling: “Het hout zagen om loon wordt voortgezet. Ik beveel mij beleefd aan in de gunst van de Heren houthandelaren .”
Een brand maakte donderdag 18 februari 1886 een einde aan het bestaan van De Hengelaar. Het vuur werd ’s middags om twee uur ontdekt. De brand ontstond door het heet lopen van de krukas. De molen brandde tot de grond toe af. “Hoewel de brand geblust werd, was de molen verloren. Net als een groot deel van de houtvoorraad,”meldde de Zaanlandsche Courant . Eigenaresse was nog steeds de weduwe J. Pekelharing. Zij liet de molen niet meer herbouwen . Op het erf werd later de Israëlitische begraafplaats aangelegd.